Als een inbrenger een casus inbrengt, wordt die in principe besproken volgens de incidentmethode. Bij het bespreken met casus wordt er vaak gewerkt met de zogenaamde incidentmethode. Dit betekent dat er een vaste structuur is waarop de werksituatie besproken wordt. De voorzitter ziet erop toe dat dit volgens de volgende fasen gebeurt:
onder degene die de situatie heeft ingebracht). Ze bespreken hoe zij de situatie zien en welke oorzaken zij hebben ontdekt.
Fase 1
Inbreng van een persoonlijke werksituatie of probleem: vragen opstellen
Je vertelt over de werksituatie, zonder te vertellen hoe je zelf handelde of hoe de situatie afliep. De andere deelnemers maken aantekeningen en noteren daarna voor zichzelf een aantal vragen.
Fase 2
Vragen stellen: het analyseren van de situatie. En hoe is het afgelopen?
De groep stelt informatieve vragen aan de inbrenger. Het gaat om feitelijke vragen. Doorvragen; niet interpreteren, oordelen of suggereren.