1. Wat ……………… jij gisteren ………………… (eten)
2. De kinderen ……………… meer dan vijf kilometer …………………. (lopen)
3. Karin ……………….. een heel leuk jurkje ………………….. (kopen)
4. Wat ………………. jij voor je verjaardag ……………………….? (krijgen)
5. Wij ……………………. naar een paar vakantiehuisjes ………………… (kijken)
6. Uit welk glas …………….. jij …………………….? (drinken)
7. De boeken, die wij ……………………. ……………………., waren saai.(lezen)
8. De criminelen ……………………. niet ………………………. aan de slachtoffers. (denken)
9. Wie ………………… dit mooie gedicht …………………..? (schrijven)
10. Tijdens de vakantie …………………. Emma niet veel ……………….. (doen)
11. Jullie …………………….. de zonsondergang …………………………. (zien)
12. We ……………………… de meeste regen nu wel ………………… (hebben)
13. Waar .................. jullie ........................... in de vakantie? (zijn)