Perspectief

Welkom bij Nederlands
H3B 25 november - Fictie

Nodig: schrift en pen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
H3B 25 november - Fictie

Nodig: schrift en pen

Slide 1 - Slide

Programma
  • 12.50 uitdelen en bekijken fictieboekje
  • 13.00 uitleg perspectief
  • 13.20 lezen Tekst 1 en maken vragen
  • 13.50 nabespreken
  • 14.00 Qatar-Senegal voor de liefhebbers

Slide 2 - Slide

Lesdoel: 
Je hebt geleerd dat er verschillende vertelperspectieven zijn.
In verhalen kunnen vier perspectieven voorkomen:
1. Ik-perspectief
2. Personaal perspectief (hij/zij)
3. Alwetend / Auctoriaal perspectief (hij/zij)
4. Meervoudig / Wisselend perspectief 


Slide 3 - Slide




  • Verzonnen
  • Vooral voor je plezier
          /                       \               





  • Niet verzonnen
  • Vooral om iets te weten te    komen 
Fictie                Non-fictie
Realistisch
Onrealistisch
Zou echt kunnen gebeuren
Zou niet echt kunnen gebeuren

Slide 4 - Slide


 
In een autobiografisch verhaal
vertelt de schrijver over zijn eigen belevenissen. Het is zijn eigen levensverhaal.

Hij bepaalt zelf hoe hij dat wilt opschrijven en wat hij eraan verandert of toevoegt.


In een biografisch verhaal vertelt de schrijver over het leven van een echt bestaand persoon. Hij houdt zich aan de feiten.
Autobiografie
Biografie

Slide 5 - Slide

Autobiografische elementen

Elementen uit het leven van de schrijver zelf die terugkomen in het boek. 

Slide 6 - Slide

Ik-perspectief
Je kunt bij verhalen met een ik-perspectief je meestal goed inleven in de hoofdpersoon. (Identificeren met de hoofdpersoon)

Slide 7 - Slide

Ik-vorm / ik-perspectief
  • Verhaal is geschreven in de ik-vorm. 
  • Je weet alleen wat de ik-persoon ziet, denkt en voelt. 
  • Van de andere personages weet je niet wat zij zien, denken of voelen.
    Voorbeeld:  “Ik wist niet hoe ze me gevonden hadden. En het kon me ook niet schelen ook. Als ze me maar met rust lieten. Ik wilde met niemand praten, zeker niet op de radio. En al helemaal niet over Korczak en zijn weeshuis. Door de open ramen kwam het straatleven binnen. Getoeter, muziek en de hitte van Tel Aviv. De jongeman tegenover mij was vol energie.”   

Slide 8 - Slide

Hij/zij-perspectief (personaal)
  • Je weet alleen van de hoofdpersoon wat hij ziet, denkt en voelt.
  • De schrijver kruipt in de huid van één verhaalpersonage.
  • De schrijver vertelt het verhaal vanuit het perspectief van die persoon, die ‘hij’ of ‘zij’ wordt genoemd. Vaak noemt de schrijver ook de naam van het personage. Als lezer weet je evenveel als de hij/zij-persoon. 

Slide 9 - Slide

Hij/zij-perspectief (personaal)
Voorbeeld:  “Stefan schoof zijn voetbalplunje naar het midden van de kamer en zette het raam open, want het stonk werkelijk vreselijk: een muffe grondlucht vermengd met zuur zweet. Maar daarom hoefde zijn moeder toch niet zo uit haar dak te gaan, dacht hij. Die kleren zijn na vijf minuten toch weer vuil. Op het veld ruik je dat niet. Bij de meesten staat de schimmel in hun tas, behalve bij Frits en Davie, de heertjes.   Keurig gestreken shirtjes en broekjes, gewassen kousen en in het veld lopen ze te krukken. Wat heb je aan die gasten?”  

Slide 10 - Slide

Wisselend perspectief (wisselend hij/zij- perspectief of wisselend ik-perspectief)
  • Je kijkt in het verhaal met meerdere mensen mee.
  • Je leest dus de gevoelens en gedachten van meerdere personages.
  • We noemen het wisselend perspectief, omdat je het verhaal dus vanuit verschillende personen meemaakt.  
  • In het boek ‘Bloedgeld’   lees je eerst een stuk mee met Reinout (hoofdpersoon) in het hij-perspectief en later een heel stuk met Lutske (andere hoofdpersoon) in het zij-perspectief.   Voorbeeld: “Reinout pompt zo hard hij kan, maar het water wint langzaam terrein. Hij heeft ieder begrip van tijd verloren en is zich alleen nog maar bewust van zijn zere armen, zijn bloedende handen en een groeiend gevoel van paniek.”  “Lutske snuift als een wild dier de etensgeuren op; oesters, haring, gepekeld vlees, stukken wildbraad… Ze voelt het voedsel al op haar tong; de pijn in haar rommelende maag wordt erger.”  

Slide 11 - Slide

Alwetende verteller / auctoriale verteller
Een voorbeeld:
  • “Later zou hij nog vaak aan deze dag terugdenken”
  • “Hij wist toen nog niet…”
  • “Zonder dat zij het merkte…”
  • “Er was eens een houthakker met zijn vrouw en die hadden zeven kinderen, allemaal jongens: de oudste was pas tien jaar en de jongste al zeven. Misschien vind je het vreemd dat de houthakker in zo weinig tijd zoveel kinderen had, maar hij had een rappe vrouw, die er altijd minstens twee tegelijk kreeg.”

Slide 12 - Slide

Alwetende verteller
  • Het lijkt net of de verteller in de toekomst kan kijken.
  • Hij of zij weet al wat er gaat gebeuren en hoe het verhaal eindigt.  
  • Deze verteller doet niet mee aan het verhaal, maar is iemand die het verhaal vertelt. Hij hangt als het ware boven het verhaal. 
  • Als je van meerdere personages weet wat zij zien, denken en voelen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Welk perspectief heb je net gehoord?
A
ik-perspectief
B
wisselend perspectief
C
alwetende verteller
D
hij/zij-perspectief

Slide 15 - Quiz

Met welk perspectief hebben wij te maken?
Ik heet Mary. Ik ben een heks. Zo word ik door sommige mensen tenminste genoemd. 'Duivelsgebroed', 'heksendochter', sissen ze op straat, maar zelf weet ik niet wie mijn vader en moeder zijn. Eliza Nuttall is mijn grootmoeder, dat weet ik wel. De buren noemen haar moeder Nuttall en ze heeft me vanaf mijn geboorte grootgebracht. Als ze wist wie mijn ouders waren, heeft ze het mij niet verteld.

Uit: Celia Rees, Heksendochter


Slide 16 - Slide

Welk perspectief heb je net gehoord?
A
ik- perspectief
B
wisselend perspectief
C
Alwetende verteller
D
hij/zij perspectief

Slide 17 - Quiz

Met welk perspectief hebben wij te maken?
De twee zwarte gendarmen reden die avond in het dorp nietsvermoedend een wisse dood tegemoet.
Het was de laatste dag van april 1943 en het piepkleine dorpje heette Krekenlaar.
In Krekenlaar gebeurde er nooit wat. En zeker niet, nu het oorlog was.
De stalen vuist van Hitler had het kleine Krekenlaar samen met de rest van het land in een onwrikbare tang genomen. En het was dus wachten op de Britten en de Amerikanen die het land zouden komen bevrijden, op de terugkeer van de koning en van de regering.

Uit: Henri van Daele, Woestepet, een moffenkind

Slide 18 - Slide

Welk perspectief heb je net gehoord?
A
ik perspectief
B
wisselend perspectief
C
Alwetende verteller
D
hij/zij perspectief

Slide 19 - Quiz

Fictie kan bestaan uit realistisch fictie en niet-realistisch fictie.

A
niet waar
B
waar

Slide 20 - Quiz


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 21 - Quiz

Fictie of
non-fictie?
A
fictie
B
non fictie

Slide 22 - Quiz


Fictie of
non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 23 - Quiz


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 24 - Quiz


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 25 - Quiz

Fictie of
non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 26 - Quiz

Fictie of
non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 27 - Quiz