stap 6: Het Meewerkend voorwerp( MW)
Jan| geeft | de mooie bos bloemen| morgen | op het strand| aan Sarah.
vraag :
aan wie/ wat + PV + Ond + LV?
voor wie/wat +PV +Ond + LV?
Aan wie of wat geeft Jan een mooie bos bloemen?
antwoord = aan Sarah
aan Sarah = meewerkend voorwerp