De hond geeft een pootje aan zijn baasje.
Ik geef jou een cadeau.
Zij koopt voor haar een bloem.
Aan wie
geeft de hond een pootje? aan zijn baasje = meewerkend voorwerp
Aan wie geef ik een cadeau? (aan) jou = meewerkend voorwerp
Voor wie koopt zij een bloem? voor haar = meewerkend voorwerp
Stel de volgende vraag bij een groene zin
Aan wie of voor wie + PV + onderwerp ? meewerkend voorwerp = MV