19 januari - Leenwoorden - spelling h2

Welkom!
Lezen
Huiswerk bespreken
H2 - Leenwoorden

Morgen: bespreken van verslagen


1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom!
Lezen
Huiswerk bespreken
H2 - Leenwoorden

Morgen: bespreken van verslagen


Slide 1 - Slide

Nakijken
spelling hoofdstuk 1 leestekens (opdracht 1 t/m 4) en gebiedende wijs (opdracht 1 t/m 5)


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat is een leenwoord
Een leenwoord is een woord uit een andere taal dat wij in het Nederlands gebruiken. 

De meeste leenwoorden, die wij in Nederland gebruiken, komen uit het Latijn, Frans, Engels en Duits. Wist jij bijvoorbeeld dat het woord muur uit het Latijn komt, het woord stekker uit het Duits en het woord restaurant uit het Frans?

Slide 4 - Slide

Aan de tijd dat Frankrijk in Europa toonaangevend was op cultureel gebied (14e tot 18e eeuw) hebben we veel Franse leenwoorden overgehouden. Vaak kun je aan de klank hun Franse afkomst nog enigszins horen.
Frans:
Ambulance, ballon, contant, etage, humeur, quiche, succes en type.

Slide 5 - Slide

Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden. Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.

Let op:

- We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 6 - Slide

Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save (spreek uit: seef)
De v van save zit niet in het 'T KoFSCHiP X  
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                           Ik savede                    Ik heb gesaved
Hij savet                       Wij saveden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Beantwoord de volgende vragen in stilte (schrijf ze op in je schrift)

Slide 9 - Slide

Hij.....(deleten, vt) alles
A
deleete
B
deletetet
C
deleetet
D
deletete

Slide 10 - Quiz

Ik hoorde dat jullie heel goed.......... (bridgen, vt)
A
bridgeden
B
bridgeten
C
bridgden
D
bridgten

Slide 11 - Quiz

Het ............(downloaden, vd) bestand bevat een virus.
A
gedownloade
B
gedownloadde
C
gedownloate
D
gedownloatte

Slide 12 - Quiz

De snelste tijd werd al snel.......... (timen, vd).
A
getimet
B
getimd
C
getimed
D
getimt

Slide 13 - Quiz

Zij ......... (breakdancen, tt) al heel erg goed.
A
breakdanct
B
breakdancet
C
breakdancdt
D
breakdanced

Slide 14 - Quiz

0

Slide 15 - Video

Maak van H2 Spelling - Leenwoorden

Opdracht 1 t/m 8

Slide 16 - Slide