Je kan Engelse en Franse leenwoorden correct spellen.
Je kan Engelse werkwoorden correct spellen.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Lesdoelen
Je kan Engelse en Franse leenwoorden correct spellen.
Je kan Engelse werkwoorden correct spellen.
Slide 1 - Slide
Noteer leenwoorden (denk aan kleding, eten, sport, uiterlijk, etc.
Slide 2 - Mind map
Uit welke taal is dit woord afkomstig? 'koffie'
Slide 3 - Open question
Uit welke taal is dit woord afkomstig? 'ballon'
Slide 4 - Open question
Uit welke taal is dit woord afkomstig? 'tulp'
Slide 5 - Open question
Uit welke taal is dit woord afkomstig? 'ski'
Slide 6 - Open question
Leenwoorden
Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden. Je hebt ze op allerlei gebieden, zoals sport (penalty), eten (restaurant), kleding (hoody), uiterlijk (rouge), verkeer (ambulance) en computers (saven).
Slide 7 - Slide
Zo spel je Engelse leenwoorden
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: voicemail, latenightshow.
Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, all-in.
Als de combinatie wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: low budget, second opinion.
Andersom kan ook ->
Slide 8 - Slide
Zo spel je Franse leenwoorden
In sommige Franse woorden schrijf je op een klinker een accent aigu (café), een accent grave(crèche) of een accent circonflex(enquête). Deze accenten zijn nodig om de uitspraak aan te geven.
Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens: diner, controle.
In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu)
Slide 9 - Slide
Opdrachten
Maak opdracht 1, 2 en 4
(p. 64-65)
Slide 10 - Slide
De spelling van Engelse werkwoorden (p. 66)
Slide 11 - Slide
Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.
Let op:
- We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.
Slide 12 - Slide
Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save (spreek uit: seef)
De v van save zit niet in het 'T KoFSCHiP X
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den
Ik save Ik savede Ik heb gesaved
Hij savet Wij saveden
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Hij.....(deleten, vt) alles
A
deleete
B
deletetet
C
deleetet
D
deletete
Slide 15 - Quiz
Ik hoorde dat jullie heel goed.......... (bridgen, vt)
A
bridgeden
B
bridgeten
C
bridgden
D
bridgten
Slide 16 - Quiz
Het ............(downloaden, vd) bestand bevat een virus.
A
gedownloade
B
gedownloadde
C
gedownloate
D
gedownloatte
Slide 17 - Quiz
De snelste tijd werd al snel.......... (timen, vd).
A
getimet
B
getimd
C
getimed
D
getimt
Slide 18 - Quiz
Zij ......... (breakdancen, tt) al heel erg goed.
A
breakdanct
B
breakdancet
C
breakdancdt
D
breakdanced
Slide 19 - Quiz
Hij ...... (passen, vd) erg goed, waardoor er gescoord kon worden.