Leesstrategieën

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Nederlands maandag 27 februari 

- herhaling hoofdstuk 1 t/m 3 (10 min)

- Wat weet jij nog van leesstrategieën? (5 min)

- Uitleg leesstrategieën (5 min)

- Maken opdrachten 

Welke 5 leesstrategieën zijn er?

leesstrategieën

Leesstrategie	aanpak	doel
verkennend lezen	titel, plaatjes, opvallende woorden, tussenkopjes	- Onderwerp van de tekst voorspellen - Bepalen of de tekst bruikbaar kan zijn voor jou
globaal lezen	eerste alinea (inleiding) en de laatste alinea (slot) eerste en laatste zin van elke alinea	- bepalen welke deelonderwerpen er besproken worden - zeker weten waar de tekst over gaat
intensief lezen	hoofgedachte (in inleiding/slot) zoeken zoeken naar tekstverbanden en signaalwoorden	- hoofdzaken vinden - de tekst helemaal willen begrijpen
Zoekend lezen	kijken naar tussenkopjes en opvallende woorden	- weten waar je het antwoord op de vraag / informatie kan vinden
kritisch lezen	bron bekijken en beoordelen, doel van de tekst	- betrouwbaarheid controleren

Een samenvatting van de belangrijkste punten uit de tekst kan voorkomen in de inleiding en het slot.

1. Waar
2. niet waar

De hoofdgedachte (de belangrijkste zin van de tekst) staat meestal in de inleiding.

1. waar
2. niet waar

In de titel staat ALTIJD het onderwerp van de tekst.

1. waar
2. niet waar

Signaalwoorden ten eerste, ten tweede, bovendien, ook horen bij het tekstverband ....

1. tegenstelling
2. voorwaarde
3. opsomming
4. voorbeeld

Signaalwoorden van tegenstelling

Signaalwoorden van opsomming

Signaalwoorden van reden

Signaalwoorden van voorbeeld

maar

ook

ten eerste

toch

echter

en

bovendien

zoals

bijvoorbeeld

want

omdat

daarom

Wiskunde is beter uitgelegd waardoor ik de herkansing nu wel goed heb gemaakt.

1. Deze zin bevat een middel-doel
2. Deze zin bevat een oorzaak-gevolg
3. Deze zin bevat een voorwaarde
4. Deze zin bevat een voorbeeld

Mijn intakegesprek ging beter dan de vorige keer.

1. Deze zin bevat een voorwaarde
2. Deze zin bevat een voorbeeld
3. Deze zin bevat een vergelijking
4. Deze zin bevat een conclusie

Mijn docent denkt dat ik harder moet werken, omdat ik slechte punten haal.

1. Omdat is het signaalwoord voor een reden/uitleg.
2. Omdat is het signaalwoord voor een argument.

Het tekstdoel informeren past bij een reclametekst.

1. waar
2. niet waar

Een artikel is vaak subjectief (gebaseerd op meningen).

1. waar
2. niet waar

Een recept heeft als tekstdoel instrueren.

1. waar
2. niet waar

Wanneer mensen toegang hebben tot het internet, vertrouwen ze minder sterk op hun eigen parate kennis, zo blijkt uit onderzoek.

1. In deze zin staat een argument op basis van een feit.
2. In deze zin staat een argument op basis van een eigen ervaring.

Als je wilt weten of een tekst bruikbaar is voor jou, lees je de tekst

1. zoekend
2. intensief
3. verkennend
4. globaal

Als je wilt weten op welke plek in de tekst bepaalde informatie staat, lees je de tekst

1. zoekend
2. intensief
3. verkennend
4. globaal

Als je wilt weten wat de tekstverbanden zijn tussen alinea's, lees je de tekst

1. zoekend
2. intensief
3. verkennend
4. globaal

Aan de slag

Kader: hoofdstuk 3, opdracht 1, 2 en 4

Hoofdstuk 4, opdracht 1