Herhaling 1.4,2.4 en 3.4 Schrijven en introductie 4.4 Schrijven

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

H1.4 Schrijven
-Schrijven van een zakelijke e-mail
-Formele en informele taal

Slide 2 - Slide

Ik schrijf een sollicitatiebrief aan een bedrijf... ik gebruik:
A
informele taal
B
formele taal

Slide 3 - Quiz

Ik schrijf een kaart aan mijn opa en oma
Ik gebruik....:
A
formele taal
B
informele taal
C
kan beiden

Slide 4 - Quiz

Ik schrijf een zakelijke e-mail. ik gebruik....:
A
informele taal
B
formele taal

Slide 5 - Quiz

H2.4 Schrijven
Invullen van een (online) formulier

Slide 6 - Slide

Bij online formulieren moet je de vragen die gemarkeerd zijn met een * verplicht invullen
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

In een formulier kan je niet altijd weten wat je moet invullen
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

H3.4 Schrijven
Schrijven van een verslag
Inleiding en titel van een verslag

Slide 9 - Slide

Wat schrijf je in de inleiding van je verslag?

Slide 10 - Open question

Wat probeer je met de titel van je verslag te bereiken?

Slide 11 - Open question

Om je woordkeus af te wisselen kan je synoniemen gebruiken. Wat is een synoniem?

Slide 12 - Open question

H4.4 Schrijven
Schrijven van een informatieve tekst
Inleiding en formuleertips

Slide 13 - Slide

Een informatieve tekst
Een verslag, een nieuwsbericht of een leertekst is een informatieve tekst. Zo’n tekst is bedoeld om de lezer informatie te geven.



Slide 14 - Slide

Noem vooral feiten, want je doel is: de lezer informatie geven.
• Gebruik de 5W1H-vragen om de inhoud te bepalen.
• Bouw de tekst op met een inleiding, een kern en een slot.
• Noem in de inleiding het onderwerp en trek de aandacht van de lezer.
• Geef in de kern van de tekst per deelonderwerp de informatie. Gebruik voor ieder deelonderwerp een aparte alinea.  

Slide 15 - Slide

• Rond in het slot de tekst af. Herhaal het belangrijkste uit de tekst. Gebruik daarbij woorden als dus of kortom. Je kunt hier eventueel ook je mening geven.
• Zet een witregel tussen iedere alinea.
• Zet een titel boven de tekst.

Slide 16 - Slide