Thema 2: Voortplanting en seksualiteit - BS 2.1 t/m 2.3
Thema 2 - BS 2.1 t/m 2.3
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Thema 2 - BS 2.1 t/m 2.3
Slide 1 - Slide
In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een man schematisch getekend.
In welk orgaan of welke organen worden zaadcellen gevormd?
A
alleen in orgaan 2
B
alleen in orgaan 6
C
alleen in orgaan 7
D
in de organen 6 en 7
Slide 2 - Quiz
In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een man schematisch getekend.
Met welk nummer is het deel aangegeven dat vocht produceert met voedingsstoffen voor de zaadcellen?
A
met nummer 2
B
met nummer 3
C
met nummer 5
D
met nummer 6
Slide 3 - Quiz
In de afbeelding zijn drie delen van het mannelijk voortplantingsstelsel aangegeven met letters.
Door welk deel vindt zowel afvoer van zaadcellen als van urine plaats?
A
door deel P
B
door deel Q
C
door deel R
Slide 4 - Quiz
Twee functies van het voortplantingsstelsel van de man zijn: 1 productie van zaadcellen 2 opslag van zaadcellen
Welke van deze functies wordt of worden uitgeoefend door de bijballen?
A
alleen functie 1
B
alleen functie 2
C
de functies 1 en 2
Slide 5 - Quiz
Wat is de functie van zaadleiders?
A
beschermen van de eikel
B
prikkels opvangen die kunnen leiden tot een orgasme
C
urine en sperma vervoeren
D
zaadcellen vervoeren
Slide 6 - Quiz
Welke functie wordt uitgeoefend door de teelballen?
A
opslag van zaadcdellen
B
productie van zaadcellen
Slide 7 - Quiz
Is de volgende zin waar of niet waar? 'De voorhuid is de huidplooi waarin de teelballen en bijballen liggen.'
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Bij opwinding of tijdens de slaap kan de penis groter en stijver worden.
Hoe komt dat?
A
de spieren in de zwellichamen spannen zich aan
B
de zwellichamen vullen zich met sperma
C
de zwellichamen vullen zich met bloed
Slide 9 - Quiz
Elke dag worden miljoenen zaadcellen aangemaakt.
Wat gebeurt er met deze zaadcellen als er geen zaadlozing plaatsvindt?
A
de zaadcellen blijven lange tijd opgeslagen in de bijballen
B
de zaadcellen worden uitgeplast
C
de zaadcellen lossen op in het lichaam
Slide 10 - Quiz
In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een man schematisch getekend.
Met welk nummer is het deel aangegeven dat de penis in erectie brengt?
A
met nummer 2
B
met nummer 3
C
met nummer 5
D
met nummer 6
Slide 11 - Quiz
In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een man schematisch getekend.
Welke van de genummerde organen produceren een bestanddeel van sperma?
A
alleen de organen 2 en 3
B
alleen de organen 2 en 6
C
alleen de organen 6 en 7
D
de organen 2, 3 en 7
Slide 12 - Quiz
In de afbeelding zijn drie delen van het mannelijk voortplantingsstelsel aangegeven met letters.
Door welk deel vindt afvoer van zaadcellen vanuit de bijballen plaats?
A
door deel P
B
door deel Q
C
door deel R
Slide 13 - Quiz
Wat is de balzak?
A
een buis voor het vervoeren van urine en sperma
B
het deel van de penis dat prikkels opvangt
C
een huidplooi waarin de teelballen en de bijballen liggen
D
het deel waar zaadcellen worden opgeslagen
Slide 14 - Quiz
Zijn de volgende zinnen waar of niet waar? 1. De teelballen maken elke dag miljoenen zaadcellen. 2. Zaadcellen en urine verlaten via dezelfde buis het lichaam van de man.
A
1 is waar
2 is waar
B
1 is waar
2 is niet waar
C
1 is niet waar
2 is waar
D
1 is niet waar
2 is niet waar
Slide 15 - Quiz
Bij een zaadlozing komt er altijd eerst voorvocht uit de urinebuis.
Welke functie heeft voorvocht?
A
het voorvocht verwarmt de urinebuis voor
B
het voorvocht maakt de urinebuis glad van binnen
C
het voorvocht maakt de urinebuis schoon
Slide 16 - Quiz
Je ziet een tekening van de vrouwelijke voortplantingsorganen in zijaanzicht.
Welk nummer geeft de eileider aan?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 17 - Quiz
Je ziet een tekening van de vrouwelijke voortplantingsorganen in zijaanzicht.
Hoe heet nummer 4?
A
baarmoeder
B
eierstok
C
trechter
D
urineblaas
Slide 18 - Quiz
Je ziet een tekening van de vrouwelijke voortplantingsorganen in zijaanzicht.
Welk nummer geeft de buitenste schaamlippen aan?
A
7
B
8
C
9
D
10
Slide 19 - Quiz
Je ziet een tekening van de vrouwelijke voortplantingsorganen in zijaanzicht.
Hoe heet nummer 7?
A
buitenste schaamlippen
B
clitoris
C
urineblaas
D
trechter
Slide 20 - Quiz
Je ziet een tekening van de vrouwelijke voortplantingsorganen in zijaanzicht.
Hoe heet nummer 2?
A
trechter
B
eierstok
C
baarmoeder
D
eileider
Slide 21 - Quiz
In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een vrouw schematisch getekend. Twee leerlingen doen een uitspraak over de functie van deel Q. - Bridget zegt dat deel Q vaginaal vocht produceert. - Raoul zegt dat deel Q gevoelig is voor aanraking.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
alleen Bridget
B
alleen Raoul
C
ze hebben allebei gelijk
D
ze hebben allebei ongelijk
Slide 22 - Quiz
In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een vrouw schematisch getekend. Twee leerlingen doen een uitspraak over de functie van deel P. - Bridget zegt dat in deel P de ontwikkeling van een embryo plaatsvindt. - Raoul zegt dat deel P de plaats is waar de eicel wordt bevrucht door de zaadcel.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
alleen Bridget
B
alleen Raoul
C
ze hebben allebei gelijk
D
ze hebben allebei ongelijk
Slide 23 - Quiz
In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een vrouw schematisch getekend.
In welk van de genummerde organen vindt de bevruchting plaats?
A
in orgaan 1
B
in orgaan 2
C
in orgaan 3
D
in orgaan 4
Slide 24 - Quiz
In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een vrouw schematisch getekend.
Welk van de genummerde organen verbindt de baarmoeder met de buitenkant van het lichaam?
A
in orgaan 1
B
in orgaan 2
C
in orgaan 3
D
in orgaan 4
Slide 25 - Quiz
In de liggen cellen die zich kunnen ontwikkelen tot eicellen. Bij een vruchtbare vrouw wordt gemiddeld eens in de vier weken een eicel rijp.
De eicel komt dan vrij en en wordt opgevangen door de .
De vervoeren de eicel naar de .
eierstokken
trechter
eileiders
baarmoeder
Slide 26 - Drag question
In de afbeelding is een menstruatiecyclus weergegeven die 28 dagen duurt. De letters P, Q, R en S geven bepaalde perioden in deze cyclus aan. In het binnenste deel van de afbeelding is schematisch de verandering van het baarmoederslijmvlies getekend.
In welke periode vindt menstruatie plaats?
A
in periode P
B
in periode Q
C
in periode R
D
in periode S
Slide 27 - Quiz
In de afbeelding is een menstruatiecyclus weergegeven die 28 dagen duurt. De letters P, Q, R en S geven bepaalde perioden in deze cyclus aan. In het binnenste deel van de afbeelding is schematisch de verandering van het baarmoederslijmvlies getekend.
In welke periode vindt de ovulatie plaats?
A
in periode P
B
in periode Q
C
in periode R
D
in periode S
Slide 28 - Quiz
Is de volgende bewering juist of onjuist?
In de afbeelding is een primair geslachtskenmerk van een vrouw te zien.
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quiz
In de afbeelding zijn vijf fasen van een rijpende follikel en de verdere ontwikkeling getekend.
In welke volgorde komen deze fasen voor in een eierstok?