Lezen: Feit, mening en argument

Welkom!

timer
10:00
  1. Leg je telefoon in de telefoontas.
  2. Ga rustig zitten en pak je spullen erbij. 
  3. Begin alvast met lezen.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

timer
10:00
  1. Leg je telefoon in de telefoontas.
  2. Ga rustig zitten en pak je spullen erbij. 
  3. Begin alvast met lezen.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Aan het eind van deze les..

.. ken je het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.
.. leer je meningen herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Slide

Feit
Je kan dit controleren.

Vroomshoop heeft ongeveer 8700 inwoners.

In Amsterdam wonen 110 nationaliteiten.

Slide 3 - Slide

Mening
Wat iemand vindt.

Je kan het eens of oneens zijn met een mening

Ik hou van sporten.
Ik vind dit een mooi gebouw.
Formule 1 vind ik een leuke sport.

Slide 4 - Slide

Argumenten
Uitleggen waarom je iets vindt.
Let op signaalwoorden: omdat, want, daarom, namelijk..


Ik hou van sporten, omdat ik dan mijn energie kwijt kan.
Ik vind dit gebouw mooi, want het heeft mooie vormen.



Slide 5 - Slide

Hoe herken je het verschil?
  • Kijk of je het kunt controleren. Ja: het is een feit. Nee: het is een mening.
  • Een mening herken je vaak aan: Ik vind , volgens mij, lijkt mij, er moet, we zouden moeten
  • Een argument herken je aan: want, omdat, immers, daarom en namelijk. 

Slide 6 - Slide

Feit of mening?
Dieselmotoren zijn slecht voor de gezondheid

Slide 7 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.

Slide 8 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met 'je'.

Slide 9 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

 

Morgen moet ik naar de tandarts, omdat ik twee gaatjes heb.

Slide 10 - Slide

Zelf aan de slag
Maken: Cursus 1, §4 Feit, mening en argument, opdr. 1 en 4

Alles af?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets / lezen.


Slide 11 - Slide