Toets voorbereiden H3 BB en KB

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Wat is een decimaal?

Decimalen

1 decimaal = 1 cijfer achter de komma

2 decimalen = 2 cijfers achter de komma

3 decimalen = 3 cijfers achter de komma

Rond het getal 3,456 af op 1 decimaal.

1. 3,0
2. 3,4
3. 3,5
4. 4

Rond het getal 10,891 af op 1 decimaal.

1. 10
2. 11
3. 10,8
4. 10,9

Rond het getal 9,999 af op 1 decimaal.

1. 9,0
2. 10,0
3. 10
4. 9

Rond het getal 3,456 af op 2 decimalen.

1. 3,44
2. 3,45
3. 3,46

Rond het getal 100,440 af op 2 decimalen.

1. 100,00
2. 100,45
3. 100,44
4. 100,43

Rond het getal 75,606 af op 2 decimalen.

1. 75,60
2. 75,61
3. 75,59
4. 80

Rond het getal 15,4 af op een geheel getal.

1. 15
2. 16
3. 10
4. 20

Rond het getal 5,8 af op een geheel getal.

1. 5
2. 10
3. 6
4. 1

Waarde van een getal

Waarde van de 2 in het getal 35 211 = 200

Waarde van de 5 in het getal 35 211 = 5000

Waarde van de 3 in het getal 35 211 = 30 000

De waarde van het cijfer 3 in het getal 345 is....

1. 3
2. 30
3. 300
4. 3000

De waarde van het cijfer 8 in het getal 7 787

1. 8000
2. 800
3. 80
4. 8

Rekenen

De som van 10 en 5 = 10 + 5 = 15

Het verschil tussen 10 en 5 = 10 - 5 = 5

Het product van 10 en 5 = 10 x 5 = 50

De quotiënt van 10 en 5 = 10 : 5 = 2

Om het product uit te rekenen, dan moet je .....

1. Delen
2. Vermenigvuldigen
3. Optellen
4. Aftrekken

Om de som uit te rekenen, dan moet je .....

1. Delen
2. Vermenigvuldigen
3. Optellen
4. Aftrekken

Om het verschil uit te rekenen, dan moet je .....

1. Delen
2. Vermenigvuldigen
3. Optellen
4. Aftrekken

Om de quotiënt uit te rekenen, dan moet je .....

1. Delen
2. Vermenigvuldigen
3. Optellen
4. Aftrekken