LV 19.1 - Opbouw van argumentatie II

Opbouw van argumentatie II
Leesvaardigheid §19
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opbouw van argumentatie II
Leesvaardigheid §19

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- wat neven- en onderschikkende argumentaties zijn; 
- hoe je verschillende argumentatievormen kunt herkennen; 
- hoe je argumentatievormen kunt aanvallen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Nevenschikkend en onderschikkend
Naast enkelvoudige en meervoudige argumentatie kunnen we ook een onderscheid maken tussen nevenschikkende en onderschikkende argumentatie. 

In beide gevallen heeft een argument een ander argument nodig om aan kracht te winnen. 

Slide 4 - Slide

Nevenschikkende argumentatie
Net als bij meervoudige argumentatie gebruikt de schrijver bij nevenschikkende argumentatie meer dan één argument. 

Het verschil tussen de twee is dat bij nevenschikkende argumentatie de argumenten aan elkaar verbonden zijn: ze kunnen niet zonder elkaar zonder aan kracht te verliezen. 

Slide 5 - Slide

Voorbeeld nevenschikkende argumentatie
Netflix is niks voor mij
Het kost tien euro per maand
Ik heb niet zoveel geld te besteden
Deze argumenten kunnen niet zonder elkaar. Om de gehele argumentatie 
aan te vallen, volstaat het om één van de argumenten aan te vallen. 

Slide 6 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Bij onderschikkende argumentatie geeft de schrijver argumenten die op zichzelf niet al te sterk zijn en daarom ondersteuning behoeven. 

Daarom staan de argumenten onder elkaar. 
Tussen de argumenten kun je pijltjes zetten. 
↑ = dus | | want = ↓

Slide 7 - Slide

Voorbeeld onderschikkende argumentatie
Het zou voor mij een slecht idee zijn 
om een Netflix-abonnement te nemen. 
Ik zou niets meer aan mijn huiswerk doen. 
Ik zou de ene serie na de andere kijken
Ik ben nogal verslavingsgevoelig
Je kunt de pijltjes naar beneden vervangen door het woordje 'want'. 

Wil je de argumentatie onderuit halen, dan is het voldoende om één van de argumenten aan te vallen. 

Slide 8 - Slide

Kortom
Bij enkelvoudige argumentatie gebruikt de schrijver één argument om zijn standpunt te ondersteunen; bij meervoudige argumentatie zijn dit er meer. 

Bij nevenschikkende argumentatie gebruikt de schrijver twee of meer argumenten die aan elkaar verbonden zijn en niet zonder elkaar kunnen. Bij onderschikkende argumentatie versterkt hij een argument door het te ondersteunen met andere argumenten. 

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 1 tot en met 4 op pagina 79. 

Werk de argumentatie van opdracht 1 uit in een blokjesschema. 

Slide 10 - Slide