11.3 Stofwisseling

Wateropname en transport 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wateropname en transport 

Slide 1 - Slide

Waterpotentiaal
  • Water beweegt van hoog naar laag waterpotentiaal

  • Osmotisch potentiaal wordt negatiever met meer opgeloste stoffen
  • Drukpotentiaal wordt positiever met hogere turgordruk

Slide 2 - Slide

Een pantoffeldiertje neemt water op door osmose. Waar is de waterpotentiaal dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is waterpotentiaal gelijk

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

En waar is de osmotische waarde dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is osm. waarde gelijk

Slide 5 - Quiz

Er komt strooizout in de berm terecht. Wat gebeurt er met de wateropname door de wortels van de bermplanten?
A
Groter want de Ψs van het grondwater stijgt.
B
Groter want de Ψs van het grondwater daalt
C
Kleiner want de Ψs van het grondwater stijgt
D
Kleiner want de Ψs van het grondwater daalt

Slide 6 - Quiz

5.3 Assimilatie en dissimilatie 
in planten

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Leerdoelen
  • Je kunt uit de opname en afgifte van zuurstof en koolstofdioxide door een plant de intensiteit van de fotosynthese (koolstofassimilatie) afleiden

  • Je kunt beschrijven hoe opslag van assimilatieproducten (orgnaische stoffen) in planten plaatsvindt


Slide 9 - Slide

Van welke factoren is de intensiteit van fotosynthese afhankelijk?

Slide 10 - Open question

Intensiteit fotosynthese
  • = snelheid waarmee glucose wordt gevormd en zuurstof vrijkomt
  • Bepaald door factor die het minst gunstig  is: beperkende factor

Slide 11 - Slide

Huidmondjes 

Slide 12 - Slide

Gaswisseling

Slide 13 - Slide

Gaswisseling huidmondjes 
Bij planten gaswisseling door huidmondjes, overdag open, 's nachts dicht.

Door huidmondjes meeste water weg door verdamping; Vooral bij warme, droge of winderige omstandigheden.
Teveel verloren: huidmondjes gaan dicht, daardoor ook minder assimilatie


Slide 14 - Slide

licht
Niet alle kleuren uit het zonlicht worden gebruikt.

NIET - groen (en daarom zien wij de plant als groen)
WEL - blauw/ paars en oranje/ rood

Slide 15 - Slide

opdrachten
Maak nu opdracht 27 - 28

Slide 16 - Slide

Hoe zou je de fotosynthese activiteit kunnen meten?

Slide 17 - Open question

Bepalen van fotosynthese-intensiteit
  • Niet direct te bepalen omdat een deel van de O2 die vrijkomt ook weer gebruikt kan worden in de dissimilatie.

Hoe dan wel? 



Slide 18 - Slide

Overdag: fotosynthese + dissimilatie
's Nachts: dissimilatie

Slide 19 - Slide

Bepalen van de intensiteit
Stel dissimilatie overdag = dissimilatie 's nachts (constant)

productie overdag + verbruik 's nachts optellen : de totale hoeveelheid is dan een maat voor de intensiteit van de fotosynthese.

(Je kan ook opgenomen/afgegeven CO2 gebruiken)

Slide 20 - Slide

Wat zien we hier dan?

Slide 21 - Slide

Intensiteit fotosynthese
P: dissimilatie
= constant gedurende dag en nacht, 
hier 200 ml zuurstof per uur opgenomen

Q: compensatiepunt: er wordt net zo veel gebruikt als geproduceerd.

R: 250 ml zuurstof/u afgegeven: dat is over.

In totaal dus 450 ml O2 aan fotosynthese activiteit
Wat zou een beperkende factor bij S kunnen zijn?

Slide 22 - Slide

Waar verwacht je meer chlorofyl?
A
In bladeren van zonplanten
B
In bladeren van schaduwplanten

Slide 23 - Quiz

Je geeft plant 1 alleen licht met een golflengte van 480nm en plant 2 alleen licht met een golflengte van 550nm. Welke plant verwacht je dat er sneller groeit?
A
Plant 1
B
Plant 2
C
Beide planten groeien even snel

Slide 24 - Quiz

Hoeveel zuurstof
produceert de
plant bij 6 lux?
A
600 ml/uur
B
200 ml/uur
C
400 ml/uur
D
1000 ml/uur

Slide 25 - Quiz

Opslag assimilatieproducten
  • Gevormde glucose omgezet in andere koolhydraten, vetten en eiwitten

  • Eerste omzetting: glucose naar zetmeel: glucose is oplosbaar in water, dus heeft invloed op osmose.

  • 's Nachts zetmeel naar sacharose en via bastvaten transport

Slide 26 - Slide

Aan de slag 
- maak opgave 29 - 35
- maak de 'Test jezelf' als een check of alle leerdoelen zijn behaald.

Slide 27 - Slide