Fomuleren 2 Fouten voorkomen - deel 2

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Vorige week

Formuleren

• Incongruentie
  
• Inversie
  
• Samentrekking
  

Wat was het ook al weer???

Incongruentie

De persoonsvorm en onderwerp hebben niet hetzelfde getal

*** Een groep studenten gaan helpen bij de open avond.

*** De sociale media schrijft over The Voice of Holland.

Foutieve inversie

De woordvolgorde is op een verkeerde manier omgedraaid, waardoor de zinsbouw niet meer klopt.

*** Ik heb haar geschreven, maar heeft ze nog niet gereageerd.

Foutieve samentrekking

Je mag in een samengestelde zin woorden die twee keer in voorkomen weglaten, maar alleen als de vorm, betekenis en functie hetzelfde is.

*** De veerboot zet koffie en mensen over.
(>>> koffiezetten / overzetten)

Je sleu­tels lig­gen hier, maar je
mo­bieltje daar.

1. Incongruentie
2. Inversie
3. Samentrekking

Vrijd­ag ga ik op ex­cur­sie
en slaap ik za­ter­d­ag uit.

1. Incongruentie
2. Inversie
3. Samentrekking

Een groepje kinderen gingen gisteren naar het zwembad.

1. Incongruentie
2. Inversie
3. Samentrekking

Vandaag

 

Fouten voorkomen in je tekst 
Form 2.3, Nu Nederlands 

- Dubbelop

- Dubbele ontkenning

- Contaminatie

- Twijfelwoorden

Form 2.3 Dubbelop en door elkaar

• Soms heb je ten onrechte twee keer hetzelfde woord in de zin staan. Dit gebeurt regelmatig bij voorzetsels:
  *** Het in­vul­len van de be­lastingaangifte is iets waarmee veel mensen moeite mee hebben
  
  
• Twee woorden betekenen deels hetzelfde:
  ***Ook moet je ver­p­licht een reflectievest bij de hand hebben.

Form 2.3 Dubbelop en door elkaar

• Let ook op dubbele ontkenningen!
  
  ***Wim heeft na­gelaten het magazijn niet op slot te doen.
  
  

Wat is dubbelop?
"Vermoedelijk zal meneer Van Dam vannacht waarschijnlijk rustig doorslapen."

Wat is dubbelop?
"Het alarm kan niet verhinderen dat er nooit weer brand zal ontstaan"

Form 2.3 Contaminatie

Bij een contaminatie haal je twee woorden of uitdrukkingen door elkaar.

• ***De reldraaiers hebben de hele nacht in de cel gez­eten.
  
  
• ***Ze prober­en je een hak uit te draaien.

Wat is een voorbeeld van een contaminatie?

1. een mondeling gesprek
2. een telefonisch gesprek
3. een moeilijk gesprek
4. een vermoeiend gesprek

Van welke twee woorden / uitdrukkingen
is dit een contaminatie:
"Ik besef me dat ik ongelijk heb."

Form 2.4 Twijfelwoorden

• me / mij / mijn - je / jou / jouw - u /uw?
• welke / die / dat?
  
• met wie / waarmee?
• ze / hun / hen?
• als / dan?
• naar / na - op zoek / opzoek?

Ik ben vandaag ... boeken vergeten.

1. me
2. mij
3. mijn

Ik heb ... gisteren toch nog gezien?

1. je
2. jij
3. jou
4. jouw

Ga met ... aankoop naar de infobalie als ... die wilt ruilen.

1. u, u
2. u, uw
3. uw, u
4. uw, uw

Geef je de cadeaubonnen aan ...?

1. hen
2. hun

Wat zou jij ... het liefste willen vertellen?

1. hen
2. hun

Aan ... werd verzocht ... spullen mee te nemen uit de trein.

1. hen, hen
2. hen, hun
3. hun, hen
4. hun, hun

Ik kijk jullie toets zo snel mogelijk ...

1. na
2. naar

.. aanleiding van uw brief stuur ik u dit antwoord.

1. na
2. naar

... mijn mening moet je goed nadenken voor je beslist ... welke school je gaat.

1. na, na
2. na, naar
3. naar, na
4. naar, naar

Mijn laptop is net zo traag ... die van jou, maar gelukkig sneller ... die van Jane.

1. als, als
2. als, dan
3. dan, als
4. dan, dan

Ik heb liever bami ... nasi

1. als
2. dan

Verwijzen naar iets wat er vlak voor staat:
die, dat of wat?

Gebruik die om terug te verwijzen naar de-woorden en meervoud:
De formulieren die daar liggen, zijn van hem.

Gebruik dat om terug te verwijzen naar het-woorden:
Het formulier dat daar ligt, is van hem.

Gebruik wat om terug te verwijzen naar:

• Alles, niets, iets en het enige: Het enige wat hij wil, is modeontwerper worden.
• Een zin: De stagebegeleider gaf mij eerder vrij, wat ik erg aardig vond. 
• Een overtreffende trap: Ik vind voorlezen het leukste wat er is.

Waar is het wasmiddel ...
ik gisteren heb gekocht?

1. die
2. dat
3. wat
4. wie

Marlous ging vervolgens de manager bellen, ... ik niet zo verstandig vond.

1. die
2. dat
3. wat
4. wie

Dat is echt de beste grap ... ik in tijden heb gehoord.

1. die
2. dat
3. wat
4. wie

De docent ... ik het gevraagd heb, wist het antwoord zelf ook niet.

1. waaraan
2. aan die
3. aan wie
4. aan waar

Wat moet je tot nu toe af hebben?

Taalverzorging

• Formuleren 4.1 opdr. 1 t/m 4
• Formuleren 4.2 opdr. 1 en 4
• Formuleren 4.3 opdr. 1, 2, 3 en 5
• Formuleren 4.4 opdr. 1 t/m 5
• Formuleren 4.5 opdr. 1, 3, 4 en 5

Huiswerk: Formuleren 4.6 opdr. 1 t/m 3 / Formuleren 4.7 opdr. 1 t/m 9