5V Periode 1 (24-25)

zinnen schrijven 
oefeningen 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

zinnen schrijven 
oefeningen 

Slide 1 - Slide

¡Para terminar!
Vertaal NEDERLANDS-SPAANS (PA capítulo 1)

7. Het onderwijs bekent dat ze zich richt op trends. 


8. Het is gevaarlijk om veel dingen te bezitten. 

Slide 2 - Slide

¡Para empezar!
Vertaal NEDERLANDS-SPAANS (PA capítulo 1)

9. De tas is eenvoudig maar schitterend. Ik moet hem hebben!


10. Zij bereiden zich voor om de plek te reserveren (om te = para)

Slide 3 - Slide

¡Para empezar!
Vertaal NEDERLANDS-SPAANS (PA capítulo 1)

9. De tas is eenvoudig maar schitterend. Ik moet hem hebben!
El bolso es sencillo pero brillante. ¡Tengo que tenerlo!

10. Zij bereiden zich voor om de plek te reserveren (om te = para)
Se preparan para reservar el lugar.

Slide 4 - Slide

Voca toets 1/4 ZINNEN SCHRIJVEN DONDERDAG 3 OKTOBER

  • PA capítulo 1 (alle woorden N-S)
  • EB p.5 voorzetsels (N-S & S-N)        
  • EB p.6-10 gevoels- en structuurwoorden (S-N)
  • EB p.12 werkwoorden 1-40 (S-N)  

¡Ojo!

Slide 5 - Slide

Revisar
- voca B, C, D (N-S)

- Paso Adelante Capitulo 1 eje 7,8,11,13,14abcde

Slide 6 - Slide

Meew.vw
  1. Yo (escribir) _________ una carta (a mis amigos).
  2. Tú (preparar) _________ la cena (para nosotros).
  3. Él (enviar) _________ un mensaje (a su novia).
  4. Nosotros (comprar) _________ un regalo (para ti).
  5. Vosotros (leer) _________ un libro (a los niños).
  6. Ustedes (explicar) _________ el problema (a los estudiantes).
  7. Él (regalar) _________ un reloj (a su hermana).
  8. Tú (decir) _________ la verdad (a mí).
  9. Nosotros (hacer) _________ una pregunta (a la profesora).
Voorbeeld:
Juan (dar) _________ un regalo (a mí).
Antwoord: Juan me da un regalo.
Instrucción:      Vul het meewv correct in
Tiempo:              8 min
Objetivo:            6 respuestas correctas

Slide 7 - Slide

Antwoorden
  1. Yo les escribo una carta.
  2. nos preparas la cena.
  3. Él le envía un mensaje.
  4. Nosotros te compramos un regalo.
  5. Vosotros les leéis un libro.
  6. Ustedes les explican el problema.
  7. Él le regala un reloj.
  8. me dices la verdad.
  9. Nosotros le hacemos una pregunta.
Voorbeeld:
Juan (dar) _________ un regalo (a mí).
Antwoord: Juan me da un regalo.
Instrucción:      Vul het meewv correct in
Tiempo:              8 min
Objetivo:            6 respuestas correctas

Slide 8 - Slide

Lijd.vw
  1. Yo como la pizza.
  2. Tú lees el libro.
  3. Ella compra los zapatos.
  4. Nosotros preparamos la comida.
  5. Vosotros escucháis la música.
  6. Él mira la televisión.
  7. Ustedes beben el té.
  8. Ellos buscan la llave.
  9. Ellas toman el café.
  10. Juan y María ven la película.
Voorbeeld:
Nosotros vemos la película.
Antwoord: Nosotros la vemos.
Instrucción:      Vervang het lijd.vw door het juiste persoonlijk vnw.
Tiempo:              8 min
Objetivo:            6 respuestas correctas

Slide 9 - Slide

Antwoorden
  1. Yo la como.
  2. lo lees.
  3. Ella los compra.
  4. Nosotros la preparamos.
  5. Vosotros la escucháis.
  6. Él la mira.
  7. Ustedes lo beben.
  8. Ellos la buscan.
  9. Ellas lo toman.
  10. Juan y María la ven.
Voorbeeld:
Nosotros vemos la película.
Antwoord: Nosotros la vemos.
Instrucción:      Vervang het lijd.vw door het juiste persoonlijk vnw.
Tiempo:              8 min
Objetivo:            6 respuestas correctas

Slide 10 - Slide

En clase
Paso Adelante capítulo 1: (ejercicio 4,10 y) ejercicio 23


Slide 11 - Slide

Perfecto / indefinido / imperfecto

Slide 12 - Slide

Perfecto/indefinido/imperfecto
Verleden tijden

Perfecto/indefinido/imperfecto

Slide 13 - Slide

Uitlegfilmpje

Slide 14 - Slide

Verleden tijden
- De perfecto / indefinido / imperfecto zijn allemaal verleden tijden

- Zie voor de vervoegingen het extra boekje

- De volgende dia's gaan over het gebruik van de verschillende tijden. Want wanneer moet je nu welke tijd gaan gebruiken?

Slide 15 - Slide

Manier 1 + 2
Manier 1 Signaalwoord
deze week                   (je zit er nog in)                                                                                = PERFECTO
gisteren                        (duidelijk begin en duidelijk eind: 00.00 uur en 23.59 uur) = INDEFINIDO
toen ik klein was        (géén duidelijk begin en eind)                                                     = IMPERFECTO

ÓF

Manier 2 Vraag stellen (bij kiezen tussen indefinido/imperfecto)
Was het er al?                = IMPERFECTO
Gebeurde het?               = INDEFINIDO



Slide 16 - Slide

Signaalwoorden (manier 1)

Slide 17 - Slide

Perfecto (signaalwoorden)
Perfecto
Hoy
Este verano/año/mes/semana
Estas vacaciones
Nunca
Todavía no
Alguna vez, muchas veces
Una vez, dos veces
Leer de vertaling van de signaalwoorden!
IN DEZE TIJDEN ZIT JE NOG STEEDS!

Slide 18 - Slide

Indefinido (signaalwoorden)
Indefinido
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946
el 14 de febrero
en marzo, abril, mayo

Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJDEN HEBBEN EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 19 - Slide

Imperfecto (signaalwoorden)
Imperfecto
antes
entonces
de pequeño/niño/joven
siempre
a menudo
todos los días/martes/años
cada día/semana/miércoles
mientras
normalmente
en esa epóca
...porque...
(cuando)

Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJDEN HEBBEN GEEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 20 - Slide

Vraag stellen (manier 2)

Slide 21 - Slide

Naast dat je aan signaalwoorden kunt zien welke tijd je moet gebruiken, kun je ook de volgende vraag stellen:

Was het er al? = imperfecto (achtergrond)
Gebeurde het? = indefinido (acties)


Let op: 'cuando' kan zowel imperfecto als indefinido zijn. 

Slide 22 - Slide

¡Para empezar!
Test jezelf


Indefinido/imperfecto

Slide 23 - Slide

PA cap 1: eje 18,20,21,23, 24
¡A trabajar!

Slide 24 - Slide

  • VOCA TOETS 1/4
  • Nakijken
  • Futuro
  • PA cap 1: eje 26,27abcd,28,33
  • (extra oefenen futuro: EB >p. 63: eje 1,2,3)
Semana 5
30 sep - 4 oct

Slide 25 - Slide

Voca toets 1/4
PA capítulo 1 (alle woorden N-S)
EB p.5 voorzetsels (N-S & S-N)
EB p.6-10 gevoels- en structuurwoorden (S-N)
EB p.12 werkwoorden 1-40 (S-N)



Slide 26 - Slide

En clase
Paso Adelante capítulo 1: ejercicio 33


Slide 27 - Slide

  • Nakijken
  • Imperativo
  • PA cap 1: eje 37,38,40,41abcde
Semana 6
7 oct- 11 oct

Slide 28 - Slide

  • Nakijken
  • Condicional
  • EB >p. 68: eje 1,2,3
Semana 7
14 oct- 18 oct

Slide 29 - Slide

  • Nakijken
  • Preposiciones
  • EB >p. 48: eje A,B,C,D,E,F,G,H,I
Semana 8
21 oct- 25 oct

Slide 30 - Slide

¡Felices vacaciones de otoño!

Slide 31 - Slide

  • Nakijken
  • Checklist studiewijzer invullen
  • Uitloop
Semana 9
4 nov- 8 nov

Slide 32 - Slide

Toetsweek 1: VGT grammatica
- presente [herhaling]
- indefinido/imperfecto (vervoegen + kiezen) [herhaling]
- lijd/meew.vw [herhaling]
- hay/ser/estar [herhaling]
- preposiciones [herhaling]
- el imperativo [nieuw]
- condicional [nieuw]
- futuro [nieuw]



Slide 33 - Slide

¿Qué soy?
Iedereen krijgt een post-it. Schrijf daar een spaans woord uit de voca lijst op

Slide 34 - Slide