This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
timer
1:30
wat is pijn?
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Een patient snijdt zichzelf bij het koken. Dit is een voorbeeld van?
A
nociceptieve
viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.
Slide 10 - Quiz
Een zorgvrager komt bij jou en geeft aan dat hij pijn heeft in het been. Zij beschrijft dit als een stekend gevoel, met een soort elektrische schokken, die verergert bij de lichtste aanraking. Hier is waarschijnlijk sprake van?
A
nociceptieve
viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Wat is de juiste volgorde van de WHO pijnladder?
Stap 1
Stap 3
Stap 2
Stap 1.2
timer
2:00
Sterk opoid per injectie
sterk opoid per pleister
Sterk opoid oraal
NSAID met zwak opoid
paracetamol met zwak opoid
NSAID
paracetamol
Slide 19 - Drag question
Morfine als pijnstiller werkt verslavend
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
van morfine heb je steeds meer nodig
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Morfine werkt levensbekortend
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
morfine (in juiste dosering) veroorzaakt ademhalingsmoeilijkheden
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Van morfine wordt je suf
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Morfine geeft veel bijwerkingen
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Bij welk van deze lokale anesthetica kan er sprake zijn van huidproblemen na aanbrengen? (roodheid, jeuk, branderig, allergische reactie)
A
emla zalf
B
corticosteroide injectie
C
capsaicine pleister/creme
D
alle genoemden
Slide 35 - Quiz
Deze medicatie kan sufheid geven: concentratieproblemen, droge mond, hartritmestoornissen en zeldzaam acute hartdood hierdoor. Welke groep is dit?
A
anti-epileptica
B
corticosteroide injectie
C
lidocaine pleister
D
antidepressiva
Slide 36 - Quiz
Deze medicijngroep werkt doordat ze in het algemeen de prikkels in het zenuwstelsel verminderen, en daarmee ook de pijnklachten. welke groep is dat?
A
tricyclische antidepressiva
B
Serotonine heropname remmer
C
lidocaine
D
anti-epileptica
Slide 37 - Quiz
Wanneer een patient anti-epileptica of anti-depressiva krijgt, niet voor epileptie of depressie, maar voor pijn, dan kun je dit zien aan:
A
staat erbij op het medicijndeelblad
B
de dosering is anders
C
altijd in combinatie met paracetamol/NSAID
D
altijd in combinatie met opiod
Slide 38 - Quiz
timer
1:00
Algemene werking van antidepressiva?
Slide 39 - Mind map
Welke groep antidepressiva gaan het snelste werken?
A
SSRI's
B
serotonine heropname remmers
C
MAO remmers
D
TCA's.
Slide 40 - Quiz
Deze medicatie werkt door het binden aan overprikkelde zenuwcellen en er voor te zorgen dat ze minder gevoelig worden. Welke groep is dit?
A
emla zalf
B
corticosteroide injectie
C
lidocaine pleister
D
capsaicine pleister/creme
Slide 41 - Quiz
Bij welk van deze lokale anesthetica kan er sprake zijn van huidproblemen na aanbrengen? (roodheid, jeuk, branderig, allergische reactie)