In 1928 publiceert Josef Goebbels een essay over de komende verkiezingen voor de Rijksdag, het Duitse parlement:
Waarom willen we in de Rijksdag?
Wij willen de Rijksdag betreden om ons te wapenen met de wapens van de democratie. Als de democratie dom genoeg is ons gratis treinreizen te geven en een salaris te betalen, dan is dat haar eigen probleem. Dat maakt ons niet uit, elke manier om de revolutie te ontketenen vinden wij goed.
Onze activisten betalen 600 tot 800 mark per maand (aan reiskosten). Is het niet terecht dat de Republiek deze kosten op zich neemt? Wie van jullie vindt het een goed idee dat wij ons geld vergooien aan de Joodse Dawes-spoorlijnen?
Is dit het begin van een compromis? Denken jullie werkelijk dat wij, die al honderd of duizend keer voor jullie hebben gestaan om te spreken over een nieuw Duitsland, die glimlachend al meerdere keren de dood in de ogen hebben gekeken bij een rode menigte, wij die nog nooit bogen voor een bevel of terreur, denken jullie dan echt dat we onze wapens zouden neerleggen voor een reispas voor de spoorwegen?
We smeken niet om stemmen. We willen overtuiging, devotie, passie! Een stem is slechts een middel, zowel voor ons als voor jullie. We zullen marcheren in de marmeren hallen van het parlement, de revolutionaire wil van de massa met ons meebrengend. We willen niet horen bij die stapel stront, we komen eraan om die eruit te scheppen.