Deel 1 Duitsland: Opkomst van Hitler

Deel 1 Duitsland: de opkomst van Hitler
In deze LessonUp zit herhaling van het eerste stukje van de historische context Duitsland. Per onderwerp vind je een korte uitleg en wat kennisvraagjes. Je kunt, als je bij bent met leeswerk, de uitlegstukjes overslaan. 

Daarnaast kun je ook de huiswerkopdrachten nakijken, de uitwerkingen staan ook in deze LessonUp (behalve opdracht 4, die zet ik op SOM). Tot slot vind je een aantal oefenvragen.

Voor maandag is het handig als je ook helemaal bij bent qua leeswerk. Je kunt gewoon lezen, alvast in je boek arceren of samenvatten. Je kunt ook, als je niet zo'n lezer bent, online uitlegfilmpjes vinden. Lezen tot en met pagina 252.
1 / 38
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deel 1 Duitsland: de opkomst van Hitler
In deze LessonUp zit herhaling van het eerste stukje van de historische context Duitsland. Per onderwerp vind je een korte uitleg en wat kennisvraagjes. Je kunt, als je bij bent met leeswerk, de uitlegstukjes overslaan. 

Daarnaast kun je ook de huiswerkopdrachten nakijken, de uitwerkingen staan ook in deze LessonUp (behalve opdracht 4, die zet ik op SOM). Tot slot vind je een aantal oefenvragen.

Voor maandag is het handig als je ook helemaal bij bent qua leeswerk. Je kunt gewoon lezen, alvast in je boek arceren of samenvatten. Je kunt ook, als je niet zo'n lezer bent, online uitlegfilmpjes vinden. Lezen tot en met pagina 252.

Slide 1 - Slide

Kijk eerst opdracht 1 en 2 na

Slide 2 - Slide

Heb je na het nakijken van vraag 1 en 2 nog vragen of opmerkingen? Zijn er onderdelen onduidelijk?

Slide 3 - Open question

Na WOI
Na de Eerste Wereldoorlog wordt in het Duitse Keizerrijk de Republiek van Weimar uitgeroepen. Het keizerrijk was niet erg democratisch. In de Republiek van Weimar proberen ze dit voor elkaar te krijgen. Er komt een democratische grondwet en een parlementaire democratie (waarbij burgers dus invloed hebben op wie hun vertegenwoordigt). 

Slide 4 - Slide

Republiek van Weimar heeft het moeilijk
De jonge Republiek is wankel. Extreem conservatieve groepen willen helemaal geen democratie en terug naar het keizerrijk. Extreem links (communisten) wil een communistische revolutie. Er zijn veel politieke moorden, staatsgrepen en opstandjes. En de Republiek heeft het vooral onmogelijk zwaar door het verlies van WOI en de zware bepalingen uit het Verdrag van Versailles (1919).

Slide 5 - Slide

Wat is geen bepaling in het Verdrag van Versailles?
A
Herstelbetalingen voor Duitsland.
B
Duitsland moet land afstaan.
C
Duitsland mag geen leger meer hebben.
D
Duitsland moet z'n koloniën afstaan.

Slide 6 - Quiz

Wat is de
dolkstootlegende?
A
Complottheorie dat de Duitsers de oorlog niet hadden verloren als ze door hadden gevochten
B
Complottheorie dat de Duitse legerleiding ontvoerd was door de Fransen
C
Complottheorie dat de Duitse ministers de vrede sloten zonder overleg met de legerleiding
D
Complottheorie dat de Duitse legerleiding de vrede had getekend zonder overleg met de Duitse Keizer

Slide 7 - Quiz

Economische crisis
Door de herstelbetalingen (132 miljard goudmark!) en verlies van gebied met veel grondstoffen heeft de Duitse economie het heel zwaar. De Fransen bezetten het Ruhrgebied, waar belangrijke grondstoffen zijn. De Duitse regering roept arbeiders op te staken, maar deze worden wel betaald. Er wordt geld bijgedrukt en binnen no-time is geld niets meer waard. 

Slide 8 - Slide

Dawesplan
Dankzij het Dawesplan (leningen van de Amerikanen) krabbelt de economie weer op (werkeloosheid daalt, lonen stijgen). Daarnaast komt er een betere relatie met Frankrijk (dit heet verzoeningspolitiek). Duitsland accepteert de in 1919 afgesproken grenzen. 

Slide 9 - Slide

Het Dawesplan was geen liefdadigheid van de Amerikanen. Welk voordeel hadden zij hierbij?

Slide 10 - Open question

In welk land vond de Beurskrach van 1929 plaats?
A
Duitsland
B
Italië
C
Verenigde Staten
D
Nederland

Slide 11 - Quiz

De Beurskrach van 1929
A
was het ineenstorten van de aandelenbeurs
B
heeft voor veel werkgelegenheid gezorgd
C
had alleen gevolgen in de VS
D
vond plaats in Duitsland

Slide 12 - Quiz

Waarom werd de Republiek van Weimar zo hard getroffen door de crisis van 1929?

Slide 13 - Open question

De Republiek van Weimar werd in een diepe crisis getrokken. Waarom kon een partij als de NSDAP hier zo goed van profiteren?

Slide 14 - Open question

Opkomst van de NSDAP
  • Hitler besluit een machtsovername legaal aan te pakken (na een eerdere mislukte poging tot een staatsgreep) en richt de NSDAP (Nationaalsocialistische Democratische Arbeiderspartij) op. 
  • Hitler spreekt mensen toe en maakt gebruik van massamedia en slimme propaganda 
  • Door de armoede en economische crisis stemmen veel mensen op Hitler

Slide 15 - Slide

Wat is fascisme?
A
een antidemocratische, totalitaire en nationalistische beweging
B
een antidemocratische beweging die streeft naar een maatschappij zonder privébezit
C
verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft
D
het gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog

Slide 16 - Quiz

Wat is geen kenmerk van het nationaalsocialisme?
A
Racistisch
B
Democratisch
C
Totalitaire staat
D
Nationalistisch

Slide 17 - Quiz

Opkomst fascisme en nationaalsocialisme
Fascisme: extreemrechtse politieke beweging de tegen de democratie en het communisme zijn - eensgezind werken aan vooruitgang van het land. (ontstaan in Italië - onder Mussolini)

Nationaalsocialisme: het Duitse fascisme - de NSDAP onder Hitler (Nazi-Duitsland)

Nationaalsocialistische Beweging (NSB): het nationaalsocialisme in Nederland - de partij van Mussert.

Slide 18 - Slide

Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen het fascisme en het nationaalsocialisme.
- Noem één verschil tussen het fascisme en nationaalsocialisme.
- Noem twee overeenkomsten tussen het fascisme en het nationaalsocialisme.

Slide 19 - Open question

NSDAP
  •  Hitler belooft: welvaart, nationale eenheid en het ongedaan maken van het Verdrag van Versailles.
  • Grootscheepse propaganda, veel militair vertoon (parades, verheerlijking van geweld)
  • Hitler heeft charisma en spreekt het volk aan.
  • 1933: NSDAP wint verkiezingen, wordt grootste partij en Hitler wordt benoemd tot rijkskanselier. 

Slide 20 - Slide

Kijk nu opdracht 8 na

Slide 21 - Slide

Heb je na het nakijken van vraag 8 nog vragen of opmerkingen? Zijn er onderdelen onduidelijk?

Slide 22 - Open question

Machtigingswet
  • De NSDAP had geen meerderheid in het parlement
  • Rijksdagbrand (brand in parlement) --> Hitler gaf de schuld aan de communisten, bewijs dat zij de macht willen grijpen
  • Machtigingswet: Hitler mag beslissingen nemen zonder toestemming van de Rijksdag (het parlement)

Slide 23 - Slide

De aanname van de machtigingswet is een keerpunt in de Duitse geschiedenis. Leg dit uit.

Slide 24 - Open question

Nazi-Duitsland
  • Nazi-Duitsland wordt een totalitaire dictatuur. Er is veel controle, propaganda, indoctrinatie en terreur 
  • Slachtoffers: politieke tegenstanders (oa. communisten), gevolgd door degenen die niet tot de Volksgemeinschaft behoorden 
  • Veel mensen steunen het regime, omdat het ook economisch herstel belooft.

Slide 25 - Slide

Leg uit wat wordt bedoeld met Volksgemeinschaft

Slide 26 - Open question

Nazi-Duitsland
Hitler werkt aan zijn binnenlandse doelen (economisch herstel (aanpakken werkeloosheid), nazificering (indoctrinatie), stimuleren Volksgemeinschaft, het buitensluiten van joden en andere niet-arische mensen) en buitenlandse doelen (omverwerpen bepalingen Versailles, expansie: Lebensraum). 

Slide 27 - Slide

Hitler wil "Heim ins Reich" ("thuis in het rijk): alle Duitstaligen in het Duitse Rijk. Gebieden met veel Duitsers (Oostenrijk, Sudetenland) zouden moeten aansluiten. Oostenrijk sluit blij aan. 


Slide 28 - Slide

1938: Oostenrijk wordt bij Duitsland  gevoegd.

Direct hierna eiste Hitler het Tsjechische Sudetenland op, waar 3 miljoen Duitsers woonden.
De Britse en Franse regering beloofden Tsjecho-Slowakije te steunen, maar dat schrikte Hitler niet af.

Conferentie München (1938): Sudetenland zou naar Nazi-Duitsland gaan en in ruil beloofde Hitler vrede --> Fransen en Britten doen aan appeasementpolitiek.

Slide 29 - Slide

Wat is de appeasementpolitiek?
A
Politiek die oorlog wil met Hitler
B
Politiek die Duitsland wilde helpen door geld te geven
C
Politiek gericht op het bewaren van vrede door Hitler zijn zin te geven
D
aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland

Slide 30 - Quiz

Hoe wordt de appeasementpolitiek hier afgebeeld? Noem drie beeldelementen.

Slide 31 - Open question

Oefenen!
Op de volgende slides vind je toetsvragen bij dit onderwerp om te oefenen. Maak er minimaal één (meer mag ook :))

Slide 32 - Slide

Voordat je de examenvraag maakt...
Geef altijd op dezelfde manier antwoord op examenvraag, volg de onderstaande stappen (OUD-methode):

O = omdat. Je begint je antwoord door de vraag te herhalen en het woord omdat toe te voegen.
U = uitleg. Daarna geef je een historische uitleg of informatie die het antwoord op de vraag geeft.
D = daarom of daardoor. Als laatste trek je een conclusie uit je uitleg door het woord daarom of daardoor te gebruiken. Dit is de afsluiting van je antwoord. Een conclusie is altijd kort en duidelijk.

Slide 33 - Slide

Vraag 1
Geef het antwoord op de volgende slide

Slide 34 - Slide

Geef hier het antwoord op vraag 1

Slide 35 - Open question

Vraag 2
Geef het antwoord op de volgende slide

Slide 36 - Slide

Geef hier het antwoord op vraag 2

Slide 37 - Open question

Een Duitse gevangene schreef over een medegevangene eind jaren 1930: "'Wees verstandig' zeiden zijn vrienden. 'Wat geeft het nu om af en toe 'Heil Hitler' te zeggen. Doe zoals wij. Wij menen het toch ook niet'. Hij schudde zijn hoofd. De volgende dag weigerde hij weer. Hij ging de donkere cel in. Veertien dagen." Uit de behandeling van de gevangene blijkt dat:
1. Duitsland eind jaren 1930 een totalitaire staat was geworden en 2. er een Volksgemeinschaft werd gecreëerd in Duitsland.
Ondersteun beide beweringen, elk met een verschillend argument (4p)

Slide 38 - Open question