Argumentatieschema's les 1

Welkom!
Pak alvast: leesboek en Nieuw Nederlands 

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Pak alvast: leesboek en Nieuw Nederlands 

Slide 1 - Slide

Deze les
Lezen
Uitleg 2.3 Argumentatieschema's 
Oefenen opdrachten

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les...
... ken je zes verschillende argumentatieschema's;
... kan je de argumentatieschema's herkennen en benoemen.

Slide 3 - Slide

Even opfrissen
  • Wat is ook alweer een argumentatiestructuur?
  • Welke vier argumentatiestructuren kennen jullie nu? 

Slide 4 - Slide

Argumentatieschema's
  • Het geheel van argumenten en standpunt = argumentatie
  • Verband argument en standpunt = argumentatieschema (patroon)
  • Verschillende argumentatieschema's:
  1. Autoriteit
  2. Kenmerk of eigenschap
  3. Oorzaak en gevolg
  4. Vergelijking
  5. Voorbeelden
  6. Voor- en/ of nadelen

Slide 5 - Slide

Waarom belangrijk?
  • Je argumentatie wordt sterker als je niet altijd hetzelfde argument gebruikt

Slide 6 - Slide

Argumentatie o.b.v. autoriteit
  • Standpunt wordt gebaseerd op iets of iemand met gezag (bijv. wetenschappelijk onderzoek)
  • Bijvoorbeeld: 'Het is de hoogste tijd dat de lonen in Nederland omhooggaan (standpunt). De president van de Nederlandsche Bank heeft dat laatst in een interview ook gezegd (argument).'

Slide 7 - Slide

Argumentatie o.b.v. kenmerk of  eigenschap
  • Een kenmerk of eigenschap van een bepaalde groep wordt uitgelicht.
  • Bijvoorbeeld: 'Die docent Nederlands is een fijne docent (standpunt), want ze geeft duidelijk uitleg en is niet te lang aan het woord (argument).'

Slide 8 - Slide

Argumentatie o.b.v. oorzaak en gevolg
  • Een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of een andere gebeurtenis. 
  • Bijvoorbeeld: 'De overstap van mavo naar havo is best moeilijk (standpunt). Voor het vak Nederlands is er op de havo namelijk veel theorie die op de mavo niet of nauwelijks wordt behandeld, bijvoorbeeld argumentatie (argument).'

Slide 9 - Slide

Argumentatie o.b.v. een vergelijking
  • Er wordt een vergelijking gemaakt: omdat iets in het ene geval zo is, zal het bij het andere ook vast zo zijn.
  • Bijvoorbeeld: 'Minder toetsen is beter voor de onderwijsresultaten (standpunt). Kijk maar eens naar Finland. De resultaten zijn daar uitstekend en toetsen voor cijfers gebeurt daar nauwelijks (argument).'

Slide 10 - Slide

Argumentatie o.b.v. voorbeelden
  • Het standpunt wordt ondersteund met argumenten die voorbeelden zijn.
  • Bijvoorbeeld: 'Fastfood is verre van gezond (standpunt), want het bevat veel koolhydraten en suikers, maar vrijwel geen vezels (argumenten).'

Slide 11 - Slide

Argumentatie o.b.v. voor- en nadelen
  • Er is sprake van een afweging: de voordelen worden vergeleken met de nadelen, waarna een oordeel volgt.
  • Bijvoorbeeld: 'Wekelijks sporten is goed voor je (standpunt). Uit onderzoek blijkt namelijk dat je concentratie en leerprestaties door sporten verbeteren (argument). Aan de andere kant kan sporten blessures opleveren, waardoor je pijn kan ervaren en moet rusten (argument).'

Slide 12 - Slide

Voor- óf nadeel
  • In plaats van afweging één van de twee
  • Bijvoorbeeld: 'Mensen zouden eens wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan (standpunt), want dat is goed voor het milieu, de conditie en maakt het fileprobleem kleiner (argumenten). 

Slide 13 - Slide

Aan de slag
  • Maak van 2.3 opdracht 1 en 2, blz. 71-73
  • Je mag samenwerken
  • Klaar? Nakijken > Classroom 

Slide 14 - Slide

Even checken
Welke zes argumentatieschema's ken je nu?

Slide 15 - Slide

Vooruitblik
Volgende les: verder met argumentatieschema's
Deadline boek 1: donderdag 24 oktober

Slide 16 - Slide