• Wie kent een nauwkeurigere manier om de windrichtingen te zoeken?
(met een kompas)
Geef een kompas aan elke groep. De leerlingen zoeken uit waar het
noorden ligt.
De groepen die het noorden gevonden hebben, steken hun hand in de
lucht. Controleer of het juist is. Laat de groepen die achterhaald hebben
hoe een kompas werkt, dat uitleggen aan de andere groepen.
Uitleg:
Leg het kompas horizontaal op een vlakke ondergrond. Wacht tot de naald
niet meer beweegt. Draai de kompasdoos tot de letter N samenvalt met de
donkere (magnetische) naald. Die naald wijst altijd het noorden aan.
Laat alle groepen het noorden aanwijzen. Geef nog enkele opdrachten:
• Wijs het noordwesten aan;
• Ga met je rug naar het zuiden staan;
• Zet vijf stappen naar het zuidoosten;
• Zet tien stappen naar het westen.
Elke groep bedenkt een opdracht voor de andere groepen.
Wijs de leerlingen erop dat je op een windroos soms de letters ‘S en E’ ziet
staan. Die staan voor de Engelse benaming van de windstreken (S voor
‘south’ en E voor ‘east’).