H5.4 Gedrag leren

Gedrag H5.4
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Gedrag H5.4

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 5.4
  • Kunnen uitleggen wat aangeboren gedrag is. Hierbij kun je ook voorbeelden noemen van reflexen en erfelijk/instictief gedrag.

  • De 6 manieren van leren kunnen benoemen en uitleggen, inclusief voorbeelden.

  • Kunnen uitleggen wat het belang is van oefenen, bij nieuw of eerder aangeleerd gedrag.
  • Kunnen uitleggen welke rol normen en waarden spelen in het gedrag bij mensen.

Slide 2 - Slide

Welk gedrag hoef je niet te leren?
  • Baby's en jonge dieren kunnen meteen nadat ze geboren zijn als zuigen. Dit is aangeboren gedrag.

  • Aangeboren gedrag bestaat uit:
1. Reflexen: zoals de zuig- en slikreflex.
2. Erfelijk gedrag of instinctief gedrag: zoals het spergedrag bij vogels.

Dankzij aangeboren gedrag kunnen jonge dieren meteen na de geboorte overleven.

Slide 3 - Slide

Hoe leren dieren en mensen?
  • Door leren verfijnen dieren en mensen aangeboren gedrag en ze verkrijgen nieuw gedrag.

  • Er zijn 6 verschillende manieren van leren:
1. Inprenten
2. Gewennen
3. Trial and error
4. Imiteren
5. Inzichtelijk leren
6. Conditioneren

Slide 4 - Slide

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.

  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct de vorm en geluiden van zijn moeder herkennen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Gewennen

  • Mensen en dieren leren om niet op alle prikkels te reageren.

  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

Slide 7 - Slide

Trial and error
  • Leren met 'vallen en opstaan'.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Trial and error heet ook wel proefondervindelijk leren.

  • In het plaatje hiernaast zie je ook een voorbeeld van trial and error.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Imiteren

  • Leren door nadoen.

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.

Slide 10 - Slide

Inzichtelijk leren

  • Leren door nadenken.

  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Conditioneren
  • Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Gedrag: op zijn achterpoten zitten. 
             Gevolg: Beloning (snoepje en vriendelijke woorden).

Slide 13 - Slide

0

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Waarom moet je oefenen?
  • Als je iets leert, ontstaan er nieuwe verbindingen tussen de zenuwcellen in de hersenen.

  • Als je iets leert, kun je het meestal niet meteen goed. Je moet daarvoor oefenen.

  • Door te oefenen maak je de verbindingen tussen de zenuwcellen sterker.

Slide 16 - Slide

Hoe train je dieren?
  • Dieren kun je trainen door conditioneren.

  • Met conditioneren beloon je dieren voor gewenst gedrag. Maar met conditioneren straf je een dier ook voor ongewenst gedrag.

  • Hiernaast zie je een voorbeeld van zindelijkheidstraining. In je boek vind je een voorbeeld over dolfijnen trainen.

Slide 17 - Slide

Normen en waarden
  • Mensen hebben beter ontwikkelde grote hersenen dan de meeste diersoorten. Hierdoor kunnen mensen nadenken over hun gedrag en hierover oordelen: goed of slecht.

  • Mensen hebben normen en waarden voor hun gedrag ontwikkeld.

  • Waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden. Normen zijn de gedragsregels die bij een waarde horen.

  • Je leert wat er van jou verwacht wordt in het gezin, op school en later in de maatschappij.


Slide 18 - Slide

Rolpatronen

  • Bij mensen is er ook altijd een bepaald rolpatroon.

  • Dit zijn alle gedragingen die bij een rol horen. Bijvoorbeeld de rol van ouder, docent of kind.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide


A
Conditioneren
B
Imitatie
C
Trial and error
D
Inprenten

Slide 21 - Quiz

Politiepaarden worden getraind met vuur en harde knallen. Hierdoor schrikken ze niet meer
A
Conditionering
B
Imitatie
C
Gewenning
D
Inprenting

Slide 22 - Quiz

Hierna staan twee beweringen over de verschillen tussen gedrag van mensen en het gedrag van dieren.
1. Bij dieren wordt het gedrag sterker bepaald door leerprocessen dan bij mensen.
2. Mensen kunnen, in tegenstelling tot dieren, hun gedrag beoordelen aan de hand van normen en waarden.
Welke van deze beweringen is (zijn) juist?

A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
De beweringen 1 en 2
D
Geen van beide

Slide 23 - Quiz

Een hongerige kikker eet een wesp op en wordt gestoken. Voortaan laat hij alle geel-zwarte insecten met rust.
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Trial and error
D
Conditionering

Slide 24 - Quiz

Een koekoek legt haar eieren in een nest van een andere soort. Dit is de zelfde soort als waarin ze zelf zijn grootgebracht.
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Conditionering
D
Imitatie

Slide 25 - Quiz

Je ringtone is een toeter van een auto. Als een echte auto toetert heb je de neiging om je telefoon te pakken.
A
Inprenting
B
Conditionering
C
Imitatie
D
Gewenning

Slide 26 - Quiz

Zelf aan de slag (H5.4)
  • Maken test jezelf digitaal  par 5.4

Slide 27 - Slide