H3 Lezen: tekstverbanden

timer
1:00
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

timer
1:00

Slide 1 - Slide

Doelen
1. Ik herhaal tekstverbanden die ik eerder heb geleerd. 
2. Ik leer 4 nieuwe tekstverbanden: doel-middel, samenvattend, voorwaardelijk en toegevend verband. 
3. Ik weet welke signaalwoorden bij welk tekstverband horen.
4. Ik kan signaalwoorden herkennen in de tekst.

Slide 2 - Slide

Overleg met je buur
  • Kun je alle tot nu toe geoefende tekstverbanden noemen? Noem ook twee signaalwoorden per tekstverband.

Bespreek 5 minuten samen en schrijf ze op.
Lever het bij mij in met beide namen erop.

timer
5:00

Slide 3 - Slide

Kennen we ze alle 12?
- chronologisch        - toegevend verband        - redengevend

- concluderend        - voorwaardelijk verband       - tegenstellend

- oorzakelijk          - samenvattend verband        - opsommend

- vergelijkend              - toelichtend           - doel-middelverband

- Samenvattend verband

- Voorwaardelijk verband

- Toegevend verband

Slide 4 - Slide

Wie weet het verschil nog?


Tussen een redengevend verband en een oorzakelijk verband?

Slide 5 - Slide



Waarom iemand iets doet
Reden-besluit = invloed

Omdat het regent (reden), trek ik mijn regenpak aan (besluit).




Waardoor iets gebeurt
Oorzaak-gevolg = geen invloed

Door de hevige regenval (oorzaak) was een deel van de weg afgesloten (gevolg).

Redengevend verband
Oorzakelijk verband

Slide 6 - Slide

Maar er zijn er dus nog meer...

Slide 7 - Slide

Hoofdstuk 3: Lezen blz 76 & 77
- Doel-middelverband

- Samenvattend verband

- Voorwaardelijk verband

- Toegevend verband

Slide 8 - Slide

Hoofdstuk 3: Lezen blz 76 & 77
  • Doel-middelverband: geeft middel aan om een doel te bereiken. 
  • Signaalwoorden: aan de hand van, zodat, met behulp van, opdat. 
  • Samenvattend verband: geeft korte weergave van de informatie in de tekst (in het slot). Signaalwoorden: kortom, samengevat, al met al.
  • Voorwaardelijk verband: geeft aan onder welke voorwaarde iets gebeurt. Signaalwoorden: indien, tenzijn, als.....dan, mits. 
  • Toegevend verband: wordt een andere kant van een zaak gegeven die niet logisch te concluderen is. Signaalwoorden: ook al, weliswaar, hoewel, ofschoon. 

Slide 9 - Slide

Bepaal verband in de zin:
Ook al was een mondkapje verplicht op de gangen in de school, toch droeg niet iedereen het altijd.
A
toegevend
B
oorzakelijk
C
redengevend
D
concluderend

Slide 10 - Quiz

Geef het verband aan in de zin:
Het maken van de opdrachten voor Nederlands kost veel tijd, evenals in de brugklas.
A
Redengevend
B
Samenvattend
C
Toegevend
D
Vergelijkend

Slide 11 - Quiz

Geef het verband in de zin:
Met behulp van het antwoordenboekje maak ik mijn huiswerk foutloos binnen 10 minuten.
A
Doel-middel
B
Toegevend
C
Redengevend
D
Voorwaardelijk

Slide 12 - Quiz

Opsomming
Tegenstelling
Redengevend
niet alleen ... maar ook
want
daar staat tegenover
Maar
Ook
bovendien
daarentegen
Integendeel
namelijk

Slide 13 - Drag question

Noteer de drie signaalwoorden die worden genoemd in deze tekst in je schrift.

Slide 14 - Slide

Noteer de tekstverbanden achter de signaalwoorden.

Slide 15 - Slide


Check!

  1.  Zij wilde slagen, daarom werkte zij erg hard.
  2.  Als mensen in nood zitten, mogen ze altijd hulp vragen.
  3.  Hoewel ze flink gespaard had, was het te weinig om rijlessen te nemen.
  4.  Er was een leuke film op de tv. Ik lag daardoor pas laat in bed.
  5.  Om een goed cijfer voor je examen te halen, zal je moeten oefenen.

Slide 16 - Slide


Check!

  1.  Zij wilde slagen, daarom (reden) werkte zij erg hard.
  2.  Als mensen in nood zitten, mogen ze altijd hulp vragen.
  3.  Hoewel ze flink gespaard had, was het te weinig om rijlessen te nemen.
  4.  Er was een leuke film op de tv. Ik lag daardoor pas laat in bed.
  5.  Om een goed cijfer voor je examen te halen, zal je moeten oefenen.

Slide 17 - Slide


Check!

  1.  Zij wilde slagen, daarom (reden) werkte zij erg hard.
  2.  Als (voorwaarde) mensen in nood zitten, mogen ze altijd hulp vragen.
  3.  Hoewel ze flink gespaard had, was het te weinig om rijlessen te nemen.
  4.  Er was een leuke film op de tv. Ik lag daardoor pas laat in bed.
  5.  Om een goed cijfer voor je examen te halen, zal je moeten oefenen.

Slide 18 - Slide


Check!

  1.  Zij wilde slagen, daarom (reden) werkte zij erg hard.
  2.  Als (voorwaarde) mensen in nood zitten, mogen ze altijd hulp vragen.
  3.  Hoewel (tegenstelling) ze flink gespaard had, was het te weinig om rijlessen te nemen.
  4.  Er was een leuke film op de tv. Ik lag daardoor pas laat in bed.
  5.  Om een goed cijfer voor je examen te halen, zal je moeten oefenen.

Slide 19 - Slide


Check!

  1.  Zij wilde slagen, daarom (reden) werkte zij erg hard.
  2.  Als (voorwaarde) mensen in nood zitten, mogen ze altijd hulp vragen.
  3.  Hoewel (tegenstelling) ze flink gespaard had, was het te weinig om rijlessen te nemen.
  4.  Er was een leuke film op de tv. Ik lag daardoor pas laat in bed.
  5.  Om een goed cijfer voor je examen te halen, zal je moeten oefenen.

Slide 20 - Slide

Check!
  1.  Zij wilde slagen, daarom (reden) werkte zij erg hard.
  2.  Als (voorwaarde) mensen in nood zitten, mogen ze altijd hulp vragen.
  3.  Hoewel (tegenstelling) ze flink gespaard had, was het te weinig om rijlessen te nemen.
  4.  Er was een leuke film op de tv. Ik lag daardoor (oorzaak-gevolg) pas laat in bed.
  5.  Om een goed cijfer voor je examen te halen, zal je moeten oefenen.

Slide 21 - Slide

Check!
  1.  Zij wilde slagen, daarom (reden) werkte zij erg hard.
  2.  Als (voorwaarde) mensen in nood zitten, mogen ze altijd hulp vragen.
  3.  Hoewel (tegenstelling) ze flink gespaard had, was het te weinig om rijlessen te nemen.
  4.  Er was een leuke film op de tv. Ik lag daardoor (oorzaak-gevolg) pas laat in bed.
  5.  Om een goed cijfer voor je examen te halen, zal je moeten oefenen.

Slide 22 - Slide

Check!
  1.  Zij wilde slagen, daarom (reden) werkte zij erg hard.
  2.  Als (voorwaarde) mensen in nood zitten, mogen ze altijd hulp vragen.
  3.  Hoewel (tegenstelling) ze flink gespaard had, was het te weinig om rijlessen te nemen.
  4.  Er was een leuke film op de tv. Ik lag daardoor (oorzaak-gevolg) pas laat in bed.
  5.  Om een goed cijfer voor je examen te (doel-middel) halen, zal je moeten oefenen.

Slide 23 - Slide

Opdracht A

Arceer in de tekst alle signaalwoorden en benoem daarbij het tekstverband.
Opdracht B

Maak zelf een toets over signaalwoorden en tekstverbanden. 

5 meerkeuzevragen
10 open vragen
Opdracht C

Leestekst met opdrachten.
Tot 15.20 uur aan het werk.
Vragen of klaar? Vinger opsteken, kom ik bij je!

Slide 24 - Slide

Huiswerk 30 nov. 
Maak van H3 Lezen opdracht 2. 

Slide 25 - Slide