Voeding quiz

Quizz
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quizz

Slide 1 - Slide

koolhydraten zijn:
A
brandstoffen
B
bouwstoffen

Slide 2 - Quiz

Welke voedingsstoffen houden je gezond?
A
vetten
B
vitamines
C
mineralen
D
koolhydraten

Slide 3 - Quiz

zetmeel en suiker zijn:
A
koolhydraten
B
vetten
C
mineralen
D
eiwitten

Slide 4 - Quiz

Vlees bevat vooral
A
Eiwitten, vetten en mineralen
B
Eiwitten en vetten
C
Koolhydraten en vetten
D
Koolhydraten en mineralen

Slide 5 - Quiz

Wat is de basis van een gezonde voeding ?
A
Veel koolhydraten
B
Variatie
C
Geen vlees eten
D
Veel groente eten

Slide 6 - Quiz

Wat is een voedingsmiddel?
A
Koolhydraten, vetten en eiwitten
B
Fruit en groente
C
Mineralen, vitaminen en water
D
Alles wat je eet en drinkt

Slide 7 - Quiz

Je voelt je steeds moe en je bent snel verkouden. Welke voedingsstof heb je nodig?
A
eiwitten
B
vitaminen
C
koolhydraten
D
mineralen

Slide 8 - Quiz

eiwitten zijn:
A
brandstoffen
B
bouwstoffen

Slide 9 - Quiz

Mineralen zijn ook bouwstoffen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Lekker die tussendoortjes. Wat is er zo schadelijk aan ?
A
Je wordt er dik van
B
Door al die suikers krijg je gaatjes in je tanden
C
Er zitten te weinig beschermende stoffen in
D
Je krijgt te weinig bouwstoffen binnen

Slide 11 - Quiz

De voedingsstoffen kun je in drie groepen verdelen. Welke hoort er niet bij ?
A
energierijke stoffen
B
bouwstoffen
C
concentratie stoffen
D
beschermende stoffen

Slide 12 - Quiz

Je leeft heel gezond.
Welk antwoord past hier niet bij?
A
je eet 3 keer per dag
B
je eet gevarieerd
C
je drinkt vaak energiedrankjes voor extra energie
D
je houdt je aan de schijf van vijf

Slide 13 - Quiz


Wat is de functie van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van koolhydraten
D
Het maagzuur helpen

Slide 14 - Quiz

Kun je voedingsvezels goed verteren?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz


Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 16 - Quiz

Wat doet een enzym?
A
stoffen afbreken
B
stoffen verteren: klein maken
C
stoffen opbouwen
D
stoffen aan elkaar plakken

Slide 17 - Quiz

Water, mineralen en vitaminen kunnen direct in het lichaam worden opgenomen. Verteren is niet nodig.
A
waar
B
nietwaar

Slide 18 - Quiz

Wat is het doel van verteren?
A
Voedingsmiddelen klein maken.
B
Voedingsstoffen vermalen.
C
Voedingsstoffen zo klein maken dat ze door de darmwand kunnen.
D
Voedingsmiddelen omzetten tot ontlasting

Slide 19 - Quiz

Wat is de taak van de dikke darm?
A
Het verteren van vezels
B
Het opnemen van voedinstoffen
C
Het onttrekken van vocht uit de onverteerbare resten
D
De ontlasting je lichaam uit laten gaan

Slide 20 - Quiz

Het torso:
Hoe heet het donker bruine orgaan?
A
Het hart
B
De maag
C
De long
D
De lever

Slide 21 - Quiz

Kijk goed naar de torso. Wat word er bij 11 aangegeven?
A
De maag
B
De longen
C
De nieren
D
De dikke darm

Slide 22 - Quiz

Wat is het langste stuk darm?
A
Dunne darm
B
Slokdarm
C
Dikke darm
D
Twaalfvingerige darm

Slide 23 - Quiz

Welke weg legt je voedsel af door het spijsverteringskanaal?
A
Slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm
B
Maag, slokdarm, dunne darm, dikke darm
C
Dunne darm, dikke darm, slokdarm, maag
D
Slokdarm, dunne darm, dikke darm, maag

Slide 24 - Quiz


nummer 8 is
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Slokdarm
D
Lever

Slide 25 - Quiz

Waar worden geen verteringssappen aan de voedselbrij toegevoegd?

A
Maag
B
Twaalfvingerige darm
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 26 - Quiz

Waar worden de meeste voedingsstoffen opgenomen in het bloed?
A
dunne darm
B
dikke darm
C
twaalfvingerige darm
D
endeldarm

Slide 27 - Quiz

wat betekent peristaltiek
A
de knijpende beweging van spieren in de darm
B
het samentrekken van de kringspier
C
afsluiting van de darm
D
productie van darmsappen

Slide 28 - Quiz