Naar Methode Biologie voor Jou Thema 5 basisstof 8
Klik naar de volgende slide, en kijk maar wat je moet doen
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom bij Digitale leeromgeving Biologie
Boeken/ Agenda op tafel.
blz. 25 handboek/blz. 39 werkboek
Inloggen Fronter
Naar Methode Biologie voor Jou Thema 5 basisstof 8
Klik naar de volgende slide, en kijk maar wat je moet doen
Slide 1 - Slide
Terugblik!
Slide 2 - Slide
Hoe oud zijn de oudste fossielen?
A
Ong. 3 miljard jaar oud
B
Ong. 3,8 miljard jaar oud
C
Ong. 3 miljoen jaar oud
D
Ong. 30 miljard jaar geleden
Slide 3 - Quiz
Zijn alle soorten waarvan fossielen worden gevonden uitgestorven?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
De gevolgen van de inslag van de meteoriet..... Wat is NIET waar
A
het werd donker
B
het werd warmer
C
er was veel stof en roet
D
er was weinig zonlicht
Slide 5 - Quiz
De eerste landplanten verschenen ongeveer 500 miljoen jaar geleden
A
Tijdperk Paleozoïcum
B
Tijdperk Perm
C
Periode Perm
D
Tijdperk Mesozoïcum
Slide 6 - Quiz
Vul in: 1. Sauriërs leefden ........ jaar geleden op aarde. 2. Door .......... stierven ze uit.
A
1) 186 miljard
2) andere organismen
B
1) 186 miljard
2) een groot rotsblok
C
1) 186 miljoen
2) doordat er zoogdieren kwamen
D
1) 186 miljoen.
2) een meteoriet
Slide 7 - Quiz
wat zijn fossielen?
A
versteende overblijfselen van organismen
B
stukken steen
Slide 8 - Quiz
wat berekent reconstructie?
A
van stukjes een compleet dier maken
B
fossielen naast elkaar leggen
Slide 9 - Quiz
Leerdoel
Je moet kunnen beschrijven hoe ongeslachtelijke voortplanting bij planten plaats vindt
en voorbeelden kunnen noemen
Slide 10 - Slide
Als er bevruchting plaatsvindt, spreken we van geslachtelijke voortplanting
Slide 11 - Slide
ongeslachtelijke voortplanting
een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
stekken
Een deel van een plantje groeit uit tot een nieuwe plant
Slide 14 - Slide
KNOLLEN
Verdikte stengel
Reservevoedsel
Knoppen = 'ogen'
Slide 15 - Slide
knollen
Slide 16 - Slide
BOLLEN
Verdikte bladeren
Slide 17 - Slide
bollen
Slide 18 - Slide
UITLOPERS
Slide 19 - Slide
uitlopers of wortelstokken
Slide 20 - Slide
Aan het werk
Maak Thema 5, basisstof 8 in de Methode Biologie voor jou.
Vragen? Ik zit acher fronter berichten.
Kom maar op!
Slide 21 - Slide
Neem onderstaande antwoorden over in je boek. Vergelijk met jou antwoorden in de methode
24
1. Verdikte stengels
2. Verdikte bladeren
3. Knollen
4. Bollen
5. Door bollen (uit de bollen kunnen nieuwe tulpenplanten ontstaan)
6. Ja, want tulpen hebben bloemen. In de bloemen ontwikkelen zich stuifmeelkorrels en eicellen
7. In de rokken (verdikte bladeren).
25
Slide 22 - Slide
Zin in een quizzje?
Slide 23 - Slide
In deze tekening zie je een tapir met haar jong.Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.
A
ja
B
nee
Slide 24 - Quiz
In deze tekening zie je een tapir met haar jong.Het jonge dier heeft hetzelfde genotype als het volwassen dier.
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quiz
Alle kinderen uit één gezin hebben hetzelfde DNA.
A
ja
B
nee
Slide 26 - Quiz
Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quiz
In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 46 chromosomen.
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quiz
De eerste levensvormen leefden op het land.
A
ja
B
nee
Slide 29 - Quiz
Elke celkern in de longen van een koe bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van die koe.
A
ja
B
nee
Slide 30 - Quiz
Alle eicellen van een vrouw hebben hetzelfde genotype.
A
ja
B
nee
Slide 31 - Quiz
Het klein robertskruid is een plant uit de ooievaarsbekfamilie. De eicellen van deze plant bevatten 16 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat een cel van een blad van het klein robertskruid?
A
8
B
16
C
32
D
64
Slide 32 - Quiz
Op welk moment komt het genotype van een baby tot stand?
A
op het moment van de vorming van de eicel
B
op het moment van de vorming van de zaadcel die de eicel bevrucht
C
op het moment van de bevruchting van de eicel
D
op het moment van de geboorte van de baby
Slide 33 - Quiz
Wat is evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.
Slide 34 - Quiz
In afbeelding 9 is een krokusknol met enkele scheuten getekend. De scheuten kunnen van de knol worden gehaald en verder groeien als afzonderlijke planten. Is dit een voorbeeld van geslachtelijke voortplanting of ongeslachtelijke voortplanting?
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting
Slide 35 - Quiz
De pinguïns zien er verschillend uit, ze hebben een andere naam en ze kunnen zich onderling niet voortplanten. Waaruit blijkt dat deze pinguïns tot verschillende soorten behoren?
A
ze hebben een andere naam
B
ze kunnen zich onderling niet voortplanten
C
ze zien er verschillend uit
Slide 36 - Quiz
Dit is een skelet van een zee-egel. We noemen dit een fossiel
A
ja
B
nee
Slide 37 - Quiz
Dit is een versteende afdruk van een zee-egel. We noemen dit een fossiel.
A
ja
B
nee
Slide 38 - Quiz
Hoe langer geleden een voorvader heeft geleefd, hoe groter is de verwantschap.
A
waar
B
niet waar
Slide 39 - Quiz
Verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee
Slide 40 - Quiz
De snoek vangt vis A. Vis B was sneller dan vis A. Daardoor kon vis B ontsnappen.
Waarvan is dit een voorbeeld?
A
van evolutie
B
van geslachtelijke voorplanting
C
van natuurlijke selectie
Slide 41 - Quiz
Bevat een chromosoom genen?
A
ja
B
nee
Slide 42 - Quiz
Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36
Slide 43 - Quiz
In de afbeelding zie je een stamboom van organismen. Alle organismen zijn ontstaan uit bacteriën.
A
ja
B
nee
Slide 44 - Quiz
In de afbeelding zie je een stamboom van organismen. Ringwormen, rondwormen en platwormen behoren tot één groep wormen.
A
ja
B
nee
Slide 45 - Quiz
Welke dieren zijn het eerst ontstaan?
A
dinosauriërs
B
vissen
C
amfibieën
D
reptielen
Slide 46 - Quiz
Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel
Slide 47 - Quiz
Een naaktslak, een huisjesslak en een rups worden tijdens een aardverschuiving door zand bedolven. Welke van deze dieren zal na de dood het best fossiliseren?
A
de huisjesslak
B
de naaktslak
C
de rups
Slide 48 - Quiz
Hoe noem je het scheiden van dieren waardoor ze elkaar niet meer ontmoeten en er twee soorten ontstaan?
Slide 49 - Open question
Een tatoeage is een verandering in je ..............