Grammatica 2.7 Klas 2D-BK

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welkom 2D

Start met 10 minuten stillezen

Raadgedicht

Doel van deze les

Herhalen van alle woordsoorten van jaar 1

Doel van deze les:

Je herhaalt de woordsoorten uit jaar 1:

lidwoord

bijvoeglijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

werkwoord

telwoord

GL:

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord 

Even herhalen

In stilte maken:

blz. 127 opdr 2

blz. 128 opdr 5, 6, 7

Jidde:

blz. 147 opdr. 1

blz. 148 opdr. 5

blz. 149 opdr. 6,7,8

Doel van deze les:

Je herhaalt de woordsoorten uit jaar 1:

lidwoord LW

bijvoeglijk naamwoord bn

zelfstandig naamwoord zn

voorzetsel vz

werkwoord ww

telwoord tw

GL:

persoonlijk voornaamwoord psv

bezittelijk voornaamwoord bzw

Woordbenoemen

Welk tweetal begint? 

Dinsdag 24-11

zelfstandig werken/huiswerk

blz. 129 - opdr 9 en 10

blz. 130 - opdr 11

Jidde:

blz 150 t/m 152

opdr 9 t/m 13

Welkom 2D

Start met 10 minuten stillezen

Raadgedicht

Iedere donderdag een zin ontleden

1. persoonsvorm onderstrepen
2. verdelen in zinsdelen
3. Zet het WG (werkwoordelijk gezegde), O (onderwerp), LV (lijdend voorwerp) boven de zinnen.

Zinsontleden

donderdag 26-11

Jennifer en Carmen

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is

1. zn
2. ww
3. bn
4. lw

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'zijn' is

1. zn
2. ww
3. bn
4. lw

Bij welk antwoord staan alleen woordsoorten?

1. Lidwoord, persoonsvorm, gezegde
2. Persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp
3. Werkwoord, voornaamwoord, lidwoord
4. Ik weet niet wat woordsoorten zijn

Het

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Ik zit in de bus.
"de bus" is een:

1. lidwoord + zelfstandig naamwoord
2. lidwoord + werkwoord
3. Voorzetsel + zelfstandig naamwoord
4. Voorzetsel + werkwoord

aardig

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijwoord
3. Werkwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.

1. auto is bijvoeglijk naamwoord
2. Jan is bijvoeglijk naamwoord
3. nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal?

1. achter het zelfstandig naamwoord
2. voor het zelfstandig naamwoord

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.

______________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.

_______

1. zelfstandig werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. hulpwerkwoord

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.

___________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.

________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

De hond ligt ONDER mijn bureau.

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Wat is het voorzetsel in deze zin?

'Hij liep hard tegen die tafelpunt aan.'

1. hard
2. tafelpunt
3. er staat geen voorzetsel in de zin
4. tegen

Hij legt de sleutel onder de bloempot
Wat is het voorzetsel?

1. onder
2. hij
3. de
4. sleutel

Wat is geen voorzetsel.

1. op
2. tijdens
3. met
4. lang

Benoem de woordsoort

De getuige had twee jongens door de straat zien rennen. 

'twee' is een ...

1. zelfstandig naamwoord
2. telwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Wat is het telwoord in deze zin?
In de tweede pauze ga ik naar de winkel.

1. In
2. tweede
3. pauze
4. de