opdracht 11 - 13 - 14 (rvl)

lijdend 
voorwerp
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

lijdend 
voorwerp

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
- kun je het lijdend voorwerp van een zin vinden. 
- ken je de uitzonderingen op de regel. 

Slide 2 - Slide

Wat was ook weer een wwg (werkwoordelijk gezegde?)

Slide 3 - Open question

Hoe kon je het wwg ook weer vinden?

Slide 4 - Open question

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp van een zin te vinden?

Slide 5 - Open question

De langharige tekkel van mijn buurvrouw is altijd vrolijk als ik binnenkom.
Noteer wwg + onderwerp

Slide 6 - Open question

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 7 - Slide

STAPPEN om LV te vinden: 

1) Zoek het wwg (alle werkwoorden in de zin)
2) zoek het onderwerp (wie/wat + wwg)
3) zoek het lijdend voorwerp (wie/wat + wwg + onderwerp)

LET OP! Niet in alle zinnen staat een lijdend voorwerp. 


Slide 8 - Slide

Onze buschauffeur maakt elke morgen zijn bus helemaal schoon.
lv =

Slide 9 - Open question

Deze man viert morgen zijn verjaardag.

lv =

Slide 10 - Open question

Elk jaar vieren wij carnaval
lv =

Slide 11 - Open question

Mijn moeder komt morgen op bezoek.
lv =

Slide 12 - Open question

PSV wordt volgend seizoen landskampioen
lv =

Slide 13 - Open question

voordat je aan het huiswerk begint:
We kijken samen naar opdracht 14. 
- Schrijf de zin over. 
- Sla tussen elke zin een regel over. 
- Ontleed met de tekens van Paardenkoper. 

Op de volgende slide een herhaling. 

Slide 14 - Slide

Stappenplan
persoonsvorm (pv) 
- Zin vragend maken.
- Zin in andere tijd zetten.
(     )
werkwoordelijk gezegde (wwg)
- Alle werkwoorden in de zin achter elkaar zetten. 
De persoonsvorm hoort er ook bij! 
{.    }
onderwerp (ond)
- vraag: Wie / wat + wwg? 
(     )
lijdend voorwerp (lv)
- vraag: wie/wat + wwg + ond
________

Slide 15 - Slide

Huiswerk

Maak opdracht 11, 13, 14
blz 185-186

Slide 16 - Slide