303

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Zoek je plek

Pak je

spullen

Deze les:

Introductie, planning, korte herhaling vorige les              (5min)

Werkblad bespreken                                                                        (15 min)

Aan de slag:

- 19 t/m 22                               (5 min)

- Zelf aan leerdoel              (20 min)
        311 t/m 314

3 manieren om krachten op te tellen.

Voor krachten die precies een hoek van 90^o maken:

F​res​​=√​((F​1​​)​2​​+(F​2​​)​2​​)​​​

Krachten optellen langs dezelfde as

Je kunt meerdere krachten vervangen door 1 kracht:
de resulterende kracht

Krachten optellen onder een hoek ten opzichte van elkaar

Bijzondere situatie

Als de hoek tussen de krachten 45 graden is:

F​res​​=√​((F​1​​)​2​​+(F​2​​)​2​​)​​​

Maak het
Werkblad

Als de hoek tussen de krachten 90 graden is:

F​res​​=√​((F​1​​)​2​​+(F​2​​)​2​​)​​​

Parallellogram methode:

Stap 0: Bepaal de schaal
van je tekening.

Stap 1: Trek een hulplijn parallel aan kracht 1, door de punt van kracht 2.

Stap 2: Trek een hulplijn parallel aan kracht 2, door de punt van kracht 1.

Stap 3: Teken de vector van de resulterende kracht van het aangrijpingspunt naar het kruispunt van de hulplijnen.

Stap 4: Meet de vector van de resulterende kracht en berekend de grootte.

1:

a) Bepaal de grootte van F1 en F2

b) Bepaal de grootte van de resulterende kracht.

1:

a) Bepaal de grootte van F1 en F2

b) Bepaal de grootte van de resulterende kracht.

1:

a) Bepaal de grootte van F1 en F2

b) Bepaal de grootte van de resulterende kracht.

1:

a) Bepaal de grootte van F1 en F2

b) Bepaal de grootte van de resulterende kracht.

2:

a) Bepaal de grootte van F₁

b) Bepaal de grootte van de resulterende kracht.

2:

a) Bepaal de grootte van F₁

b) Bepaal de grootte van de resulterende kracht.

2:

a) Bepaal de grootte van F₁

b) Bepaal de grootte van de resulterende kracht.

2:

a) Bepaal de grootte van F₁

b) Bepaal de grootte van de resulterende kracht.

3:

a) Bereken de resultante kracht.

b) Bepaal de resultante kracht.

F₁ = 90N

F₂ = 120N

4:

Maarten vaart met zijn bootje in het water. 

Er werken drie krachten op de boot. 

1) Een motorkracht van 250N.

2) Een windkracht van 75N van links naar rechts.

3) Een tegenstroom van 75N die onder een hoek
van 45 graden links van voren de boot raakt.

Bepaal de totaalkracht op het bootje met behulp 
van een tekening op schaal.

F_motor

F_wind

F_stroom

1 cm   25 N

4:

Maarten vaart met zijn bootje in het water. 

Er werken drie krachten op de boot. 

1) Een motorkracht van 250N.

2) Een windkracht van 75N van links naar rechts.

3) Een tegenstroom van 75N die onder een hoek
van 45 graden links van voren de boot raakt.

Bepaal de totaalkracht op het bootje met behulp 
van een tekening op schaal.

F_motor+wind

F_stroom

1 cm   25 N

4:

Maarten vaart met zijn bootje in het water. 

Er werken drie krachten op de boot. 

1) Een motorkracht van 250N.

2) Een windkracht van 75N van links naar rechts.

3) Een tegenstroom van 75N die onder een hoek
van 45 graden links van voren de boot raakt.

Bepaal de totaalkracht op het bootje met behulp 
van een tekening op schaal.

F_motor+wind

F_stroom

1 cm   25 N

F_res

4:

Maarten vaart met zijn bootje in het water. 

Er werken drie krachten op de boot. 

1) Een motorkracht van 250N.

2) Een windkracht van 75N van links naar rechts.

3) Een tegenstroom van 75N die onder een hoek
van 45 graden links van voren de boot raakt.

Bepaal de totaalkracht op het bootje met behulp 
van een tekening op schaal.

F_motor+wind

F_stroom

1 cm   25 N

F_res

9,4 cm

Aan de slag

Maak 321

Straks bespreken:

19, 20, 21, 22 

Aan de slag

Maak 321

Huiswerk