module 2 les 12

1 / 33
next
Slide 1: Slide
nt2Beroepsopleiding

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

wat gaan we doen?
les 12: hoofdstuk 10 en herhalen  6,7, 8, 9
les 13: toets + hoofdstuk 12 
les 14: hoofdstuk 13-14
les 15: hoofdstuk 14-15
les 16: eindtoets

Slide 3 - Slide

het huiswerk was
opdracht 1, 2, 3, 4 a, b, c en d en opdracht 5 a, b, c, d, e, en f van het tekstboek hoofdstuk 10

werkboek van hoofdstuk 10: opdracht 1 - 8

Slide 4 - Slide

Hebben jullie je huiswerk gemaakt?
ja
nee

Slide 5 - Poll

Wat is er met Sam gebeurd?
A
hij is op de trap gevallen
B
hij is van de trap gevallen
C
hij is in de trap gevallen
D
hij is met de trap gevallen

Slide 6 - Quiz

Als je waarschuwt, zeg je ...
A
Pas op!
B
Kijk uit!
C
Let op!
D
Alledrie de antwoorden

Slide 7 - Quiz

Wat doet Mounir?
A
Hij gebruikt medicijnen.
B
Hij doet de voordeur open.
C
Hij belt de alarmcentrale.
D
Hij gaat ook op de grond liggen.

Slide 8 - Quiz

Wat vraag je als je hulp nodig hebt?
2 antwoorden zijn goed
A
Kunt u me helpen?
B
Help me, alsjeblieft!
C
Kan ik je helpen?
D
Kijk uit!

Slide 9 - Quiz

Schrijf je adres op (straatnaam en nummer)
timer
1:00

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Link

imperfectum/perfectum

Slide 12 - Slide

wat is er gebeurd? Gebeurd is een
A
participium
B
imperfectum
C
gewoon verbum
D
separabel verbum

Slide 13 - Quiz

ging is de imperfectum van...
A
gingen
B
gangen
C
gaan
D
gegaan

Slide 14 - Quiz

zag is de imperfectum van
A
zeggen
B
zagen
C
zaggen
D
zien

Slide 15 - Quiz

had is de imperfectum van
A
hadden
B
hebben
C
haden
D
heben

Slide 16 - Quiz

kon is de imperfectum van..
A
konnen
B
kannen
C
kunnen
D
kunen

Slide 17 - Quiz

opletten is separabel. Wat is goed?
A
Hij opletten niet goed.
B
Hij niet goed opletten.
C
Hij lette op niet goed.
D
Hij lette niet goed op.

Slide 18 - Quiz

aankomen is separabel. Wat is goed?
A
Ik aankwam om 1 uur.
B
Ik om 1 uur aankwam.
C
Ik om 1 uur kwam.
D
Ik kwam om 1 uur aan.

Slide 19 - Quiz

uitleggen is separabel. Wat is goed?
A
Hij uitleggen de grammatica.
B
Hij leggen de grammatica uit.
C
Hij legt uit de grammatica.
D
Hij legt de grammatica uit.

Slide 20 - Quiz

Mounir belde 112 toen hij Samir zag.
A
toen is hier een conjunctie
B
toen is hier een adverbium

Slide 21 - Quiz

Eerst ging Samir naar boven. Toen viel hij van de trap.
A
Toen is hier een conjunctie
B
Toen is hier een adverbium.

Slide 22 - Quiz

wat gebeurt er als er een conjunctie in de zin staat? (2 antwoorden)
A
na een conjunctie komt een bijzin
B
het verbum staat achteraan in de bijzin
C
na een conjunctie volgt een hoofdzin
D
de volgorde verandert niet

Slide 23 - Quiz

wat gebeurt er als de zin met een adverbium begint?
A
wel inversie
B
geen inversie

Slide 24 - Quiz

omdat, zodat, nadat, voordat, doordat, toen, als, wanneer, hoewel, of,
terwijl, sinds, zodra, mits, tenzij
                    HOOFDZIN : Mounir zag Samir onderaan de trap

HOOFDZIN  CONJUNCTIE      BIJZIN
Mounir belde 112 toen hij  Samir onderaan de trap zag
Mounir belde 112 omdat hij Samir onderaan de trap zag
Mounir belde 112 nadat hij Samir onderaan de trap zag

Slide 25 - Slide

Daarom, daarvoor, toch, bovendien, ook,
 daardoor, daarna, dan, eerst, ten slotte, anders, toen
Samir ging naar boven. Hij viel van de trap.
NA EEN ADVERBIUM
Eerst ging Samir naar boven. Toen viel hij van de trap
Eerst ging Samir naar boven. Daarna viel hij van de trap.
Eerst ging Samir naar boven. Daarom viel hij van de trap
Eerst ging Samir naar boven. Ook viel hij van de trap
Eerst ging Samir naar boven. Ten slotte viel hij van de trap

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

opdracht 7
file:///C:/Users/janne/Desktop/Volksuniversiteit/Contact%20materiaal/Contact_nieuw_2_werkblad_hoofdstuk_9-15/Contact_nieuw_2_werkblad_H10.pdf

Slide 28 - Slide

opdracht 8
Vertel wat je voor en na de lockdown deed
Bijvoorbeeld: Voor de lockdown ging ik altijd naar het zwembad, nu kan dat niet meer.
Voor de lockdown ging ik altijd naar een restaurant....

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

werkboek hoofdstuk 10
opdracht 10 inleveren.

Slide 31 - Slide

hoofdstuk 11 thuis
leesopdracht 3, p 100 tekstboek
opdracht 4 a, b, c tekstboek (afkortingen)
leesopdracht 8 werkboek p. 73 

Slide 32 - Slide

hoofdstuk 12 Hoe ziet het eruit?
personen beschrijven opdracht 3
het adjectief opdracht 4 
comparatief

Slide 33 - Slide