Blok 5 week 1 les 3 Doel: stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6
This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Spelling
Blok 5 week 1 les 3 Doel: stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Slide
Schrijf de zin over en zet de leestekens op de goed plek.
Oma vraagt wil je daarmee stoppen
Slide 2 - Open question
Schrijf de zin over en zet de leestekens op de goed plek.
Tom stampt op de betonnen grond want hij is boos.
Slide 3 - Open question
Ik heb nog nooit zo'n hard lawaai gehoord. Welk woordsoort is lawaai?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord
Slide 4 - Quiz
Ik heb nog nooit zo'n hard lawaai gehoord. Welk woordsoort is hard?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord
Slide 5 - Quiz
Ik heb nog nooit zo'n hard lawaai gehoord. Wat is de persoonsvorm?
A
ik
B
heb
C
nooit
D
gehoord
Slide 6 - Quiz
Ik heb nog nooit zo'n hard lawaai gehoord. Wat is het ondewerp?
A
ik
B
heb
C
nooit
D
gehoord
Slide 7 - Quiz
Noem 3 voorzetsels
Slide 8 - Open question
Wat is het voegwoord? Hij mag om 15:00 spelen, omdat zijn schoolwerk af is.
Slide 9 - Open question
Wat is het voorzetsel? Hij mag om 15:00 spelen, omdat zijn schoolwerk af is.
Slide 10 - Open question
Bij welke twee voegwoorden komt er geen komma in de zin? (2 antwoorden)
A
en
B
als
C
dus
D
of
Slide 11 - Quiz
Instructie
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is.
In de houten kast: houten De porseleinen kopjes: porseleinen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Oefendictee
Stappenplan 1. Luister naar het woord 2. Zeg het hardop na 3. Denk na, welke categorieën zitten erin? 4. Typ het woord in 5. Controleer het woord --> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken
Slide 14 - Slide
Schrijf op:
Slide 15 - Open question
Schrijf op:
Slide 16 - Open question
Schrijf op:
Slide 17 - Open question
Schrijf op:
Slide 18 - Open question
Schrijf op:
Slide 19 - Open question
Schrijf op:
Slide 20 - Open question
Schrijf op:
Slide 21 - Open question
Wat is een persoonsvorm?
A
het kwalletje
B
belandt
C
in
D
het water
Slide 22 - Quiz
Het kwalletje belandt weer in het water, omdat het tinnen emmertje omvalt.
Welk woordsoort is: water?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord
Slide 23 - Quiz
Het kwalletje belandt weer in het water, omdat het tinnen emmertje omvalt.
Welk woordsoort is: omdat?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord
Slide 24 - Quiz
Het kwalletje belandt weer in het water, omdat het tinnen emmertje omvalt.
Welk woordsoort is: in?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord
Slide 25 - Quiz
Het kwalletje belandt weer in het water, omdat het tinnen emmertje omvalt.