->Een werkwoord geeft aan wat iemand doet, wat er gebeurt of wat er is.
vb. lopen, kijken, zijn....
Het werkwoord
Slide 3 - Slide
Zelfstandig naamwoord?
Slide 4 - Open question
Het zelfstandig naamwoord
Slide 5 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord?
Slide 6 - Open question
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 7 - Slide
Quiz
Slide 8 - Slide
dansen
slapen
voetballen
afkijken
vallen
zwemmen
lachen
WERKWEWWRWOORDEN
WERKWOORDEN
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Welk woord is een werkwoord?
A
papegaai
B
juf
C
mooi
D
zingen
Slide 11 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
stoelen
B
draaien
C
doos
D
meisje
Slide 12 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
meloen
B
stuk
C
auto
D
eet
Slide 13 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
gaatjes
B
vallen
C
zus
D
winkel
Slide 14 - Quiz
Wat is een werkwoord
A
Dingen die je kunt doen
B
Optellen
C
Aftellen
D
Niks
Slide 15 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
vliegtuig
B
vlieg
C
helikopter
D
hoog
Slide 16 - Quiz
Wat is het werkwoord in de zin? De muis glipt door het gaatje in de muur.
A
de muis
B
glipt
C
gaatje
D
muur
Slide 17 - Quiz
Wat is het werkwoord in de zin? Evert valt van de trap.
A
Evert
B
valt
C
van
D
trap
Slide 18 - Quiz
Wat is het werkwoord in de zin? Senne en Elena kopen een meloen.
A
meloen
B
Senne
C
kopen
D
een
Slide 19 - Quiz
Wat zijn de kenmerken van een zelfstandig naamwoord?
A
Heeft een verkleinwoord
B
Heeft een meervoud
C
Heeft een lidwoord
D
Heeft alle drie deze kenmerken
Slide 20 - Quiz
Welk woord is een zelfstandig naamwoord?
A
grote
B
een
C
zon
D
werken
Slide 21 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin? "Ook arme mensen kwamen naar de waarzegster luisteren."
A
arme + mensen
B
mensen
C
kwamen + waarzegster
D
waarzegster + mensen
Slide 22 - Quiz
Welke woordsoort is "glimt" in deze zin? De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel
Slide 23 - Quiz
Welke woordsoort is "grote" in deze zin? De grote ballon vliegt door de lucht.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 24 - Quiz
Welke woordsoort is "school" in deze zin? De jongen fietst naar school.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 25 - Quiz
Klik op de zelfstandige naamwoorden.
Jan gaat met de fiets naar de winkel.
A
fiets
B
de
C
naar
D
Jan
Slide 26 - Quiz
Klik op de zelfstandige naamwoorden.
Wij eten graag kip met appelmoes.
A
kip
B
eten
C
appelmoes
D
wij
Slide 27 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin: Mijn zus maakt een bijzondere tekening voor haar vriendin.
A
zus
B
bijzondere
C
maakt
D
vriendin
Slide 28 - Quiz
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
voegt een eigenschap of extra informatie aan
iets.
B
Geeft een aantal of hoeveelheid van iets anders aan.
C
Een woord voor een mens, dier, plant,….
D
Toont een verband tussen een ZN en de rest van de zin.
Slide 29 - Quiz
Welk soort woord is dit?
tafel
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 30 - Quiz
Welk soort woord is dit?
spelen
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 31 - Quiz
Welk soort woord is dit?
bal
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
Slide 32 - Quiz
Een bijvoeglijk naamwoord geef extra uitleg over
A
een lidwoord
B
een werkwoord
C
een bijwoord
D
een zelfstandig naamwoord
Slide 33 - Quiz
Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal?
A
achter het zelfstandig naamwoord
B
voor het zelfstandig naamwoord
Slide 34 - Quiz
'groen' is een bijvoeglijk naamwoord
A
ja, het zegt 'hoe' iets is
B
nee, het is een werkwoord
C
ja, want je zegt 'het groen'
D
nee, het is een zelfstandig naamwoord
Slide 35 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin? De grote hond blaft luid.
A
hond
B
grote
C
blaft
D
luid
Slide 36 - Quiz
Over welk woord geeft een BIJVOEGLIJK NAAMWOORD meer informatie?
A
Over het werkwoord
B
Over het zelfstandig naamwoord
Slide 37 - Quiz
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
timer
1:00
woorden die zeggen
hoehet zelfstandig naamwoord is.
woorden een naam geven aan
mensen, dieren, planten en dingen.
woorden die zeggen
wat het onderwerp doet of is.
woorden die iets zeggen over het genus en bepaaldheid van een woord.
Slide 38 - Drag question
Waarom is een stoot(1) tegen je elleboog soms zo pijnlijk? Als je je elleboog stoot(2), kan dat een korte, heftige pijn geven. Het voelt aan alsof je een elektrische schok krijgt. Je raakt dan de elleboogzenuw. Die ligt niet, zoals andere zenuwen onder botten of spieren, maar er bovenop. Daardoor doet je elleboog stoten zo'n pijn.
Zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
werkwoorden
stoot(1)
stoot(2)
heftige
elleboogzenuw
pijn
Slide 39 - Drag question
Werkwoord
Geen werkwoord
zwemmen
schouders
struikelen
alpaca
koken
Kerstmis
Slide 40 - Drag question
zelfstandig naamwoord
werkwoord
juf
rijden
drink
zwem
trein
eten
directeur
brug
Slide 41 - Drag question
De
verkoper
glimlacht.
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Slide 42 - Drag question
zelfstandige naamwoorden
Werkwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
lidwoorden
slapen
bloempot
de
het
een
mooie
Slide 43 - Drag question
Het zelfstandig naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
Woorden, namen van mensen, dieren, planten en dingen.
Zegt meestal iets over een zelfstandig naamwoord.
Kan in het enkelvoud, meervoud en verkleinvorm voorkomen.