Herhaling grenzenloos Europa § 1 t/m 3

§1 Berlijn: een Europese hoofdstad
1 / 24
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

§1 Berlijn: een Europese hoofdstad

Slide 1 - Slide

Wat is een CBD?
A
Een wijk aan de rand van een stad
B
Een rijke villawijk aan de rand van een stad
C
Het centrum van een stad met vooral kantoren en winkels
D
Een wijk met veel groen en hier wonen veel families

Slide 2 - Quiz

B 180 Sleep de tekst naar de juiste plek in de legenda
Oude woonwijken
Historische binnenstad
Centrale zakenwijk CBD
Nieuwe woonwijken

Slide 3 - Drag question

Wat is het verschil tussen oost en west Berlijn?

Slide 4 - Open question

Wat is gentrificatie:
A
Veranderingen in een arme woonwijk als rijke mensen er verwaarloosde woningen kopen en opknappen
B
Het veranderen van een oude stad naar een modernere stad
C
Woonwijk waar de leefbaarheid tekortschiet. Heet ook probleemwijk
D
Het vernieuwen van woonwijken in een stad, zodat de leefbaarheid verbetert.

Slide 5 - Quiz

Door gentrificatie.....
A
blijven de huur- en koopprijzen gelijk
B
dalen de huur- en koopprijzen
C
stijgen de huur- en koopprijzen

Slide 6 - Quiz

positieve kanten van gentrificatie
negatieve kanten van gentrificatie
gemengdere wijken
verbeterde leefbaarheid
armere bewoners ‘verdreven’ 
spanningen tussen oude en nieuwe bewoners

Slide 7 - Drag question

Wat is geen gevolg van
suburbanisatie?
A
welvarende gezinnen vertrekken uit de wijk
B
ontgroening in de stad
C
urbanisatie
D
de vergrijzing in de stad

Slide 8 - Quiz

Zet de begrippen re-urbanisatie – urbanisatie – suburbanisatie in de juiste tijdvolgorde
re-urbanisatie
urbanisatie
suburbanisatie
1
2
3

Slide 9 - Drag question

Wat is een hightechindustrie?
A
Een plek van waaruit auto onderdelen worden verspreid
B
Een bedrijventerrein
C
Industrie waarvoor hoogstaande technische kennis nodig is
D
Industrie waar alleen maar robots in werken

Slide 10 - Quiz

Ruhrgebied
Zuid-Duitsland
zware industrie
mijnbouw
Ruwe grondstof
automatisering
hightechindustrie
lichte industrie

Slide 11 - Drag question

Wat zijn agglomeratievoordelen?
A
Bedrijven hebben voordelen van elkaar, omdat ze dicht bij elkaar zitten
B
Door betere opleiding werken meer mensen in de dienstensector
C
Bedrijven hoeven geen belasting te betalen
D
Machines kunnen snel veel werk leveren

Slide 12 - Quiz

Wat is een MNO?
A
Een multinationale plek
B
Een bedrijf met vestigingen in meerdere landen
C
Een gebied waar buitenlandse bedrijven mogen vestigen
D
Een bepaalde handelsverdeling

Slide 13 - Quiz

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiare sector

Slide 14 - Drag question

Wat is sociale bevolkingsgroei?
A
Aantal sterfgevallen min geboorten
B
Aantal geboorten min sterfgevallen
C
Aantal emigranten min immigranten
D
Aantal immigranten min emigranten

Slide 15 - Quiz

lichte industrie
zware industrie
computer fabrikant
hoogovens
oliebedrijven
staalfabrieken
de Volkswagenfabriek

Slide 16 - Drag question

Wat is demografische krimp?
A
Gebied waar de bevolking krimpt (afneemt)
B
Gebied waar veel mensen naar toe trekken
C
Gebied met veel werk
D
Gebied met veel werklozen

Slide 17 - Quiz

Meer geboorte dan sterfte
Meer sterfte dan geboorte
Meer emigratie dan immigratie
Meer immigratie dan emigratie
Vertrekoverschot
Sterfteoverschot
Vestigingsoverschot
Geboorteoverschot

Slide 18 - Drag question

Topografie Duitsland
Hamburg
München
Keulen
Frankfurt
Stuttgart
Leipzig
Berlijn
Duisburg
Essen

Slide 19 - Drag question

Wat is de afzetmarkt van Europa?
A
Migranten worden in Europa afgezet.
B
Het aantal klanten dat producten wil kopen.
C
steen afzettingen in de rivier delta.
D
Het aantal mensen dat nodig is om producten te maken.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Vorige dia zag je het stadsmodel wat is nr. 1
A
arbeiderswijken
B
jaren 30 woonwijken
C
bedrijven terrein
D
de historische binnenstad

Slide 22 - Quiz

Wat is een dictatuur?
A
Het volk heeft de macht.
B
Er zijn vrije verkiezingen.
C
Staatsvorm waar 1 persoon de absolute macht heeft.
D
Er zijn verschillende partijen waarop gestemd kan worden.

Slide 23 - Quiz

Wat is een Schengenland?
A
Landen die een verdrag hebben ondertekend met open grenzen.
B
Gesloten culturele grenzen.
C
De landen waar strenge afspraken gemaakt zijn over grenzen.
D
Natuurlijke grenzen tussen deze landen.

Slide 24 - Quiz