What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
vragen maken
1
ONDERWERP
2
WERKWOORD
3
REST VAN DE ZIN
Hij
koopt
een auto.
Mijn zus
woont
in een dorp.
De vrouwen
werken
in Antwerpen
Jij
eet
brood met kaas.
Jullie
kijken
naar een film.
de zin
1 / 10
next
Slide 1:
Slide
Okan
Secundair onderwijs
This lesson contains
10 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
1
ONDERWERP
2
WERKWOORD
3
REST VAN DE ZIN
Hij
koopt
een auto.
Mijn zus
woont
in een dorp.
De vrouwen
werken
in Antwerpen
Jij
eet
brood met kaas.
Jullie
kijken
naar een film.
de zin
Slide 1 - Slide
vragen maken
1
onderwerp
2
werkwoord
3
rest vd zin
Hij
koopt
een auto.
Mijn zus
woont
in een dorp.
De vrouwen
werken
in Antwerpen.
Jij
eet
brood met kaas.
Jullie
kijken
naar een film.
de zin de vraag
2
werkwoord
1
onderwerp
3
rest vd zin
Koopt
hij
een auto?
Woont
mijn zus
in een dorp?
Werken
de vrouwen
in Antwerpen?
Eet
jij
brood met kaas?
Kijken
jullie
naar een film?
Slide 2 - Slide
1
onderwerp
2
werkwoord
3
rest vd zin
Hij
koopt
een auto.
Mijn zus
woont
in een dorp.
De vrouwen
werken
in Antwerpen.
Jij
eet
brood met kaas.
Jullie
kijken
naar een film.
de zin de vraag
2
werkwoord
1
onderwerp
3
rest vd zin
Slide 3 - Slide
Doe de mondelinge oefening per twee.
Slide 4 - Slide
slaapt
kijkt
belt
drinkt
eet
ligt
rookt
Slide 5 - Slide
1
onderwerp
2
werkwoord
3
rest vd zin
Wij
drinken
koffie.
Ik
woon
in Borgerhout.
Zij
komt
om 17 uur.
Zij
is
de leerkracht.
Hij
spreekt
Pools.
1
vraagwoord
2
werkwoord
3
onderwerp
Wat
drinken
jullie?
Waar
woon
jij?
Wanneer
komt
zij?
Wie
is
zij?
Welke taal
spreekt
hij?
Slide 6 - Slide
1
vraagwoord
2
werkwoord
3
onderwerp
drinken
jullie?
koffie
woon
jij?
in Borgerhout
komt
zij?
om 17 uur
is
zij?
de leerkracht
spreekt
hij?
Pools
Slide 7 - Slide
Vraagwoorden
Wie
persoon (Wie is zij? Zij is Livia.)
Wat
ding (Wat eet jij? Ik eet een appel.)
Waar
plaats (Waar ben jij? Ik ben op school.)
Wanneer
tijd (Wanneer komt jij? Om 17 uur.)
Hoeveel
getal (Hoeveel appels koop jij? Twee.)
Hoe
manier (Hoe kom jij naar school? Met de bus.)
(Hoe voel jij je? Ik voel me blij.)
Hoelang
periode (Hoe lang sport jij? 1 uur.)
Slide 8 - Slide
Doe de mondelinge oefening per twee.
Slide 9 - Slide
1. Hij is 39 jaar.
2. Hij heeft 5 katten.
3. Hij maakt soep.
4. De vrouwen kijken naar de man.
5. De motor staat in de kamer.
Slide 10 - Slide
More lessons like this
juiste vorm van werkwoord
December 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Primary Education
Age 6-10
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Oefeningen inversie
September 2021
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Hoger onderwijs
Hebben en zijn
July 2024
- Lesson with
29 slides
NT2
Secundair onderwijs
Verbeteren toets 24/9 - OKAN Groen
September 2024
- Lesson with
24 slides
NT2
Secundair onderwijs
Inversie
October 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Hoger onderwijs
Alfa WS_ 26 okt 2021
October 2021
- Lesson with
41 slides
Alfa
Hoger onderwijs
Introductieles 6612_19.01.21
January 2021
- Lesson with
25 slides
NT /alfa
Hoger onderwijs