This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Immunochemie
Feb - Maart 2021 lj3
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Wat is onjuist over een immunoglobuline
A
Bevat 4 variabele domeinen
B
Is opgebouwd uit polysachariden
C
Wordt geproduceerd door een plasmacel
D
Bindt aan epitoop
Slide 4 - Quiz
Antigeen detectie
Antilichaamdetectie
Antigeen in het reagens
Proefdier nodig bij reagens productie
Serotyperen
Slide 5 - Drag question
Slide 6 - Slide
Welke benaming wordt gebruikt voor een fusie van twee cel-soorten, zoals bijvoorbeeld de plasmacel en een kankercel
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
https:
Slide 9 - Link
Welke type immuno-assays zijn het meest gevoelig (hoogste detectiegrens)
A
Neutralisatie assay's
B
Assay's met gelabelde Ig's of antigenen
C
Precipitatie assay's
D
Agglutinatie assay's
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Wat is waar over de neutralisatie test (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Het neutraliserende effect van Ig wordt getest
B
Betreft oa. studie cytopathogene effect van een toxine
C
Het is een zeer gevoelige assay
D
Schade van cellen in kweek betekent seropositieve pat
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Precipitatie assay
Slide 14 - Mind map
Slide 15 - Slide
zoek een plaatje van de heidelbergcurve
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Wat is niet waar over een immunogeen molecuul
A
Het is een epitoop
B
voorbeelden zijn A en B antigeen (bloedgroep)
C
Het wekt een immuunrespons op
D
Een voorbeeld is het 0 'antigeen' (bloedgroep)
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Wat is niet waar over agglutinatie
A
Het woord is afgeleid van plakken
B
Kan direct of indirect zijn
C
Verdunning monster kan nodig zijn
D
Er worden verschillende labels gebruikt
Slide 20 - Quiz
Een persoon met bloedgroep 0 kan bloed ontvangen van iemand met bloedgroep(en)
A
AB
B
AB en 0
C
bloedgroep A en B
D
0
Slide 21 - Quiz
Welke bloedgroep is de universele donor?
A
A+
B
O-
C
AB+
D
B-
Slide 22 - Quiz
Bloedgroepen
De antigenen op de ery bepalen de naam van de bloedgroep
Het plasma bevat vanaf de geboorte antilichamen (IgG) tegen lichaamvreemde bloedgroepantigenen (AB0 systeem). Mensen met bloedgroep 0 hebben anti-A en anti-B, mensen met bloedgroep A hebben anti-B, met bloedgroep B (anti A). Mensen met bloedgroep AB hebben geen antistoffen tegen A en B (deze antistoffen worden natuurlijke antistoffen genoemd)
Antilichamen tegen de Rhesusfactor worden pas gemaakt wanneer een Rh- persoon hiermee in aanraking komt
Slide 23 - Slide
Benoem de natuurlijke bloedgroep antistoffen (waartegen en klasse)
Slide 24 - Open question
Buis 6 in de bloedgroepbepaling (buisjes methode) bevat CCM wat is niet waar betreffende deze buis
A
Hiermee test je gesensibiliseerde ery's
B
Het bevat anti A -IgM
C
Staat voor Cell Control Medium
D
Bij negatieve uitslag van buis 5 en 6 -> verwarming buis 37 gr C
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Iemand met bloedgroep AB- heeft een transfusie nodig. Welk bloed (meerdere antwoorde) kan hij veilig ontvangen?
A
AB+
B
B+
C
O-
D
A-
Slide 28 - Quiz
Wat is onjuist betreffende de Rhesusfactor
A
Betreft het D-antigeen
B
Een zwangere vrouw met het D-antigeen (+) levert risico voor een volgend ongeboren kind na eerste zwangerschap
C
Is immunogeen
D
Rhesusnegatieven hebben natuurlijk antistoffen tegen de factor
Slide 29 - Quiz
Hoe noemen we de test op de afbeelding links
A
Indirecte precipitatie
B
Neutralisatie
C
Co-agglutinatie
Slide 30 - Quiz
Wat wordt bedoeld met sensibiliseren bij indirecte agglutinatie
A
De gevoeligheid verhogen
B
Het prozone effect opheffen
C
Het coaten van een drager met AG of AL
D
Een negatieve controle mee nemen.
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Slide
Voorbeeld agglutinatie assay: Serotypering EHEC
Test latex Latexbolletjes met antilichamen tegen E. coli O157
Controle latex Latexbolletjes met AL tegen van alles behalve het O157 antigeen
Positieve controle Geïnactiveerde E. coli O157 met de O157 antigenen erop
Negatieve controle E. coli O116 met O116 antigenen erop