1.8 + 1.9

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands (je boek en je laptop) 
Log alvast in. 

Als ik zo de absentie ga doen, zit je klaar met alles, anders heb je een streepje. 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands (je boek en je laptop) 
Log alvast in. 

Als ik zo de absentie ga doen, zit je klaar met alles, anders heb je een streepje. 

Slide 1 - Slide

Lesopbouw:
Absentie
Hfst overzicht
Herhaling vorige les
Doel en uitleg deze les
Maken en bespreken opdrachten
Afsluiting

Slide 2 - Slide

Hfst overzicht: Wat een talent!
Les 1: Fictie
Les 3: Lezen
Les 2: Gedicht
Les 5: Woorden
Les 6: Spreken, kijken en luisteren
Les 7: Grammatica
Les 8: Spelling
Les 9 Media en onderzoek:  Daarna Toets Thema 1
Les 4: Schrijven en formuleren thema 1 en 2:  Daarna SO

Slide 3 - Slide

Wat hebben we vorige les gedaan?

Slide 4 - Open question

1.8 Spelling 
Doel: Ik kan de stam en de ik-vorm van een werkwoord spellen. 
  • Ik kijk in Magister. (kijken) 
Ik kan de persoonvorm in tegenwoordige tijd (TT) spellen.
Ik weet wat ik aan het begin en aan het eind van een goede zin moet schrijven.
hoofdletter, punt (.), vraagteken (?) , uitroepteken (!):
  • Hoi allemaal, wat fijn dat jullie er zijn!

Slide 5 - Slide

Hoofdletter (aan het begin van een zin)
Je schrijft aan het begin van een zin altijd een hoofdletter. 

weet je het zeker --> Weet je het zeker?
jij leert je toets goed --> Jij leert je toets goed. 
he let jij eens op --> He, let jij eens op!

Slide 6 - Slide

Punt, vraagteken, uitroepteken
Een ! schrijf je als je ergens de nadruk op wilt leggen. 
  • He, let jij eens op!

Een ? schrijf je als je een vraag stelt waarvan je ook graag het antwoord wilt.  
  • Gaan jij vanavond vroeg naar bed? 


Slide 7 - Slide

Hoe schrijf je de stam/ik-vorm van:
lopen

Slide 8 - Mind map

Hoe schrijf je de stam/ik-vorm van:
drijven

Slide 9 - Mind map

Vul de goede pv in.
(kennen) Jij .... vast ook wel een leuke hond.

Slide 10 - Mind map

Schrijf de zin op met goede leestekens.
geef me dat boek eens aan

Slide 11 - Mind map

1.9 Media en onderzoek 
Doel: 
  • Ik weet wat informatiebronnen zijn. 
  • Ik weet hoe ik in boeken iets op kan zoeken. 
  • Ik weet hoe ik moet zoeken op het internet. 

Slide 12 - Slide

Wat is informatie?

Slide 13 - Mind map

Wat zijn voorbeelden van informatiebronnen?

Slide 14 - Mind map

Waar haal jij je informatie vandaan?

Slide 15 - Mind map

1.9 Media en onderzoek 
Als je iets meer wilt weten over een onderwerp, ga je op zoek naar informatie. 
De plek waar je dit zoekt, is je informatiebron. 
  1. internet (apps, websites)
  2. boeken (schoolboeken, woordenboeken)
  3. media (kranten, tijdschriften, tv)
  4. personen (opa, docent enz)

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
Maken opdrachten op blz 61 opdr 3



Rood = je werkt stil
oranje = je mag zachtjes vragen stellen aan de mensen om je heen
groen: je mag vragen stellen aan de leerkracht/samenwerken
Timer: de tijd die je voor de opdracht hebt. 
timer
2:00

Slide 17 - Slide

Bespreken opdrachten
Schrijf je mee, stel je vragen!

Slide 18 - Slide

1.9 Media en onderzoek 
Zoeken in een boek:
- register
- inhoudsopgave
- trefwoorden
- alfabetische volgorde
- woordenboekvorm ( makkelijkste vorm, huis ipv huizen)

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken
Maken opdrachten op blz 62, 63, 64, 65
opdr 4 - 11
KLAAR: 
Rood = je werkt stil
oranje = je mag zachtjes vragen stellen aan de mensen om je heen
groen: je mag vragen stellen aan de leerkracht/samenwerken
Timer: de tijd die je voor de opdracht hebt. 
timer
20:00

Slide 20 - Slide

Afsluiting van de les
Ik weet hoe en waar ik informatie kan vinden. 

Slide 21 - Slide

Wat zijn informatiebronnen?
A
punt
B
internet
C
boeken, personen
D
alles waar je informatie kan vinden die je nodig hebt.

Slide 22 - Quiz

Waar gebruik je een zoekmachine voor?
A
Om iets te vinden op het internet
B
google
C
firefox

Slide 23 - Quiz

Wat is de goede volgorde?
internet, google, boek, persoon
A
google internet persoon boek
B
boek, persoon internet google
C
boek, google, internet, persoon
D
persoon google internet, boek

Slide 24 - Quiz

Bedankt voor jullie aandacht!
Je weet nu hoe  en waar je informatie vandaan kan halen. 

Slide 25 - Slide