Het vragend voornaamwoord "wie" in het Duits.
1e naamval: wie = wer Wie is dat? Wer ist das?
Wer gebruik je als je naar het onderwerp vraagt:
Wer geht in die Schule? --> Meine Schwester geht in die Schule.
Meine Schwester is dus het onderwerp => 1e naamval
4e naamval: wie = wen Voor wie is dat? Für wen ist das?
Wen gebruik je als je naar het lijdend voorwerp vraagt:
Wen hast du gesehen? --> Ich habe den Lehrer gesehen.
Ik kan "den Lehrer" vervangen door "iets" of "iemand" --> dus Lijdend voorwerp = 4e naamval