Thema B Bewaren Par. 6 Instrueren

Welkom!
Op tafel heb je liggen:
  • Laptop: klaar om van start te     gaan. (Magister -> Leermiddelen -> Nieuw Nederlands KGT)
  • Eventueel schrift met etui
  • Ga naar www.lessonup.app
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Op tafel heb je liggen:
  • Laptop: klaar om van start te     gaan. (Magister -> Leermiddelen -> Nieuw Nederlands KGT)
  • Eventueel schrift met etui
  • Ga naar www.lessonup.app

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Lesdoelen bespreken
  • Terugblik vorige les
  • Opdracht met de laptop 
  • Tijd over? Start met het huiswerk
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert een korte mondelinge instructie geven.
  • Verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid

Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les
Belangrijkste punt uit het voorgaande les:
  • Verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid
  • 5-w+h vragen; wie, wat, waarom, wanneer en hoe?


Slide 4 - Slide

Fictie
Wat is fictie?
A
Verzonnen verhalen
B
Biografie
C
Informatieve verhalen
D
Autobiografie

Slide 5 - Quiz

Paragraaf 5 'Dat mag niet weg!'
Verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid
Wie weet wat dit betekent en wie weet wat het verschil hier tussen is?

Fictie is een verhaal of tekst, dat niet op de werkelijkheid is gebaseerd. Het wordt geschreven vanuit de fantasie van de schrijver. Het tegenovergestelde van fictie is non-fictie. Hierbij is het verhaal wel (grotendeels) op feiten gebaseerd.

Slide 6 - Slide

Paragraaf 6 ~ Instrueren
In een instructie vertel je stap voor stap wat iemand moet doen. Het is belangrijk dat je goed oplet of je luisteraars de instructie begrijpen.

~ Filmpje Nieuw Nederlands ~

Slide 7 - Slide

Paragraaf 6 ~ Instrueren
Zo geef je instructie: 

  • Vertel over welk onderwerp je instructie gaat geven.
  • Leg stap voor stap en in een logische volgorde uit wat er moet gebeuren.
  • Begin elke stap met een doe-woord (werkwoord), zoals: Neem … Loop … Pak …
  • Gebruik signaalwoorden voor volgorde, zoals: eerst … daarna … vervolgens …
  • Spreek rustig en goed verstaanbaar.




Slide 8 - Slide

Aan de slag met het huiswerk
Paragraaf 6  Instrueren
Opdracht 1 t/m 4
Volgende les gaan we aan de slag met "instructie geven"

Slide 9 - Slide

Aan de slag met het huiswerk
Opdracht 1: Klassikaal
Opdracht 2: Klassikaal; 
Waar start je bij deze route?
Waar kom je terecht als je alle stappen volgt?
Wat gaat goed bij de instructie van Loïs?
Opdracht 3: Zelfstandig
Opdracht 4: Samen met een klasgenoot


Slide 10 - Slide

Aan de slag met het huiswerk
Opdracht 3.2  Instructie schrijven
  • Maak duidelijk waar de instructie over gaat.
  • Geef de informatie stap voor stap, in korte eenvoudige zinnen.
  • Zet de aanwijzingen in de volgorde waarin de instructie uitgevoerd moet    worden, bijvoorbeeld eerst opmeten, dan aftekenen, daarna afzagen .
  • Gebruik doe-woorden, zoals neem, en signaalwoorden, zoals om te       beginnen, eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte .

Slide 11 - Slide

Fijne dag tot maandag!
Pak je tas weer in &
blijf zitten tot de bel gaat.

Slide 12 - Slide