Les 2

Les 2
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 2

Slide 1 - Slide

Leerdoelen Hoofdstuk 14 paragraaf 3
14.3.1 Je kunt aandrijfkrachten en tegenwerkende krachten op een bewegend voorwerp onderscheiden.
14.3.2 Je kunt de nettokracht samenstellen van krachten die langs een lijn werken.
14.3.3 Je kunt de soort beweging van een voorwerp beredeneren aan de hand van de nettokracht die op dat voorwerp werkt.
14.3.4 Je kunt het begrip traagheid beschrijven.

Slide 2 - Slide

aandrijfkrachten
Voertuigen kunnen bewegen door kracht.

Deze kracht wordt aandrijfkracht of stuwkracht genoemd. 

Een auto rijdt op de kracht van een motor.
Dit is dus aandrijfkracht.

Een fiets gaat vooruit door de spierkracht op de trappers. 
Dit is dus stuwkracht.

Slide 3 - Slide

tegenwerkende krachten
Een tegenwerkende kracht werkt tegen de rijrichting in.

Er kunnen verschillende tegenwerkende krachten werken op een voertuig:
• remkracht
• luchtwrijving
• rolwrijving

Slide 4 - Slide

wat doet de wielrenner om tegenwerkende krachten te voorkomen?

Slide 5 - Slide

nettokracht

De nettokracht is de som van alle krachten bij elkaar. 

krachten die in het verlengde staan van elkaar tel je bij elkaar op en krachten die tegengestelde richting staan trek je van elkaar af.

Slide 6 - Slide

Stap 1 : bepaal de positieve kant en negatieve kant
Stap 1 : bepaal de positieve kant en negatieve kant

Slide 7 - Slide

Stap 2: verzamel gegevens

+ = 50N
- = 20 N
Stap 2: verzamel gegevens

- = 50N
+ = 20 N

Slide 8 - Slide

Stap 3: maak een som, begin altijd met het positieve getal (+)
+ = 50N
- = 20 N

50-20= 30 N
Stap 3: maak een som, begin altijd met het positieve getal (+)
- = 50N
+ = 20 N

20-50 = -30N

Slide 9 - Slide

Stap 4: trek conclusie
50-20= 30 N

Nettokracht is 30N dus ze gaat naar achteren.

Stap 4: trek conclusie
20-50 = -30N

Nettokracht is -30N dus ze gaat naar achteren.
Positief getal als uitkomst gaat naar positief.

Negatief getal als uitkomst gaat naar negatief.

Je hebt dit bepaalt bij stap 1

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Leerdoelen Hoofdstuk 14 paragraaf 4
14.4.1 Je kunt de stopafstand van een rijdend voertuig berekenen.
14.4.2 Je kunt een aantal situaties benoemen die belangrijk zijn bij de keuze van een veilige snelheid.
14.4.3 Je kunt de werking van een aantal constructies in voertuigen beschrijven die de negatieve effecten van een botsing verminderen.

Slide 13 - Slide

remweg
De afstand die een voertuig nodig heeft om stil te staan noemen we een remweg.

Hoe harder je rijdt hoe langer de remweg

Slide 14 - Slide

remweg tabel
remweg grafiek

Slide 15 - Slide

massa
Niet alleen je snelheid heeft invloed op je remweg maar ook je massa.

Hoe zwaarder het voorwerp hoe langer het duurt voordat het stilstaat.

Slide 16 - Slide

remmen
Ook de staat van je remmen hebben invloed op de remweg.

Je remmen leveren een kracht waarmee jij tot stilstand komt.
 Als deze versleten zijn leveren ze minder kracht dus duurt het remmen langer.

Slide 17 - Slide

banden

Je snelheid, massa en remmen hebben invloed op je remweg maar ook je banden kunnen hierbij helpen.

Als je banden het juiste profiel heeft werkt dit makkelijker met remmen.


Slide 18 - Slide

reactietijd
Als je ziet dat je moet remmen duurt het even voordat je daadwerkelijk remt. 

De tijd die je kwijt bent om te starten met remmen noemen we de reactietijd. 

Slide 19 - Slide

reden vertraagde reactietijd

-niet goed opletten
-alcohol
-drugs
-moe
-oudere zijn

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

reactieafstand

De reactie afstand is de afstand totaal die een persoon nodig heeft om te reageren.



je berekend dit met de volgende formule:

reactie afstand = snelheid x reactietijd

Slide 22 - Slide

stopafstand
De totale afstand die de persoon aflegt tijdens het remmen is dus de reactieafstand samen met de remweg.


je berekend dit met de volgende formule:

Stopafstand=  reactieafstand + remweg

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

traagheid
je hebt kracht nodig om je snelheid te veranderen. 

als je bijvoorbeeld in een bus staat en deze stopt opeens beweeg jij nog door.

Slide 26 - Slide

veiligheids-voorzieningen

in de auto heb je verschillende veiligheids-voorzieningen. denk hierbij aan een kreukel-zone, airbag, hoofdsteun en de kooi-constructie.

Slide 27 - Slide

kreukelzone
bij een botsing wordt als eerste de kreukelzone ingedeukt.

dit kost veel kracht en remt daarom het voorwerp af.

Slide 28 - Slide

kooi-constructie
in de auto wordt een kooiconstructie gemaakt.

de kooiconstructie voorkomt het indeuken bij botsingen onder de 50 km/h

Slide 29 - Slide

veiligheidsgordel

de gordel zorgt ervoor dat je terug je stoel ingedrukt wordt tijdens een botsing.

het dragen van een gordel is zeer belangrijk.


Slide 30 - Slide

hoofdsteun
door traagheid klapt je hoofd naar achteren  als je van achteren aangereden wordt. 

als het hoofdsteun goed afgesteld staat kan nek beschadigenen voorkomen worden

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Huiswerk
Hoofdstuk 14 paragraaf 3:
Opdracht 1 t/m 5 (BLZ 171-172),
Opdracht 9-10-13 (BLZ 173-174-176)

Hoofdstuk 14 paragraaf 4:
Opdracht 1 t/m 5 (BLZ 183-184),
Opdracht 8-12 (BLZ 184-185-188)

Slide 35 - Slide