V2E woordvolgorde (tijd voor plaats)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Today's planning!

1. Wat gaan we doen en waarom?

Klassikaal de luisteropdrachten doen van 3.2 (opdr. 3, 8, 9), uitleg over de woordvolgorde en daarna er kort mee oefenen met een quiz in LessonUp. De rest van de les de opdrachten van 3.2 afmaken.

Waarom? Omdat de woordvolgorde (plaats voor tijd) in de volgende toets gaat komen en om de opdrachten van 3.2 deze les af te krijgen zodat je dan geen weektaak hebt.

2. Hoe?

Op je chromebook.

3. Hoeveel tijd?

40 minuten.

4. Hulp nodig?

Vinger opsteken bij een vraag.

5. Uitkomst? Wat doen we ermee?

We gaan d.m.v. een LessonUp quiz kijken of de uitleg over de woordvolgorde goed is overgekomen.

6. Klaar?

Als je klaar bent met 3.2 dan kun je 3.3 maken.

Regels bij mevrouw Bond

1. Telefoons in de tas.

2. Stil zijn tijdens de uitleg van mij.

3. Vinger opsteken als je een vraag hebt.

4. Stil zijn als een klasgenoot een antwoord geeft. Dus: naar elkaar luisteren. 

4. Altijd een laag volume in de klas, dus niet schreeuwen.

Lesdoelen

Aan het einde van de les:

 

- Weet ik welke twee strategieën ik moet gebruiken voordat ik een luisteropdracht doe.

- Kan ik de juiste woordvolgorde toepassen (plaats voor tijd).

Strategieën luisteropdracht

1. Eerst de vragen lezen

2. Als een vraag niet duidelijk is: vraag de docent om uitleg 

Woordvolgorde:

Plaats en tijd  staan meestal achteraan in de zin.

Onthouden als ezelsbruggetje!    P I E T 

PLAATS   KOMT   VOOR   TIJD   (P komt voor de T in het alfabet)

We play  football in the park every weekend.

I'm going to London on Monday.

Place: at school - in my room - on my street - in the kitchen - to the cinema - at a restaurant

Time: yesterday - two days ago - tomorrow - next week - tonight - every day - at two o’clock

Wat is de juiste woordvolgorde in het Engels?

1. plaats voor tijd
2. tijd voor plaats

Choose the sentence with the correct word order.

1. Doesn't she go in the weekends out?
2. Doesn't she go out in the weekends?

Choose the sentence with the correct word order.

1. He swims every day in the canal.
2. He swims in the canal every day.

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met

1. I met her in town yesterday.
2. I met her yesterday in town.
3. I yesterday met her in town.
4. I met yesterday her in town.

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually

1. Usually we are here in summer.
2. We usually are here in summer.
3. We are usually in summer here.
4. We are usually here in summer.

Zijn de lesdoelen behaald?

Aan het einde van de les:

 - Weet ik welke twee strategieën ik moet gebruiken voordat ik een luisteropdracht doe.

- Kan ik de juiste woordvolgorde toepassen (plaats voor tijd).

Einde van de les

1. Spullen opruimen

2. Blijven zitten en wachten tot de bel gaat
3. Stoel aanschuiven
4. Telefoons pakken
5. Bye, see you next lesson!

Weektaak 

Voor volgende week vrijdag 18 maart:

• Alle opdrachten van 3.2. 

Huiswerk wordt gecheckt!