Quiz 24BBL PV en ADL module B

Wanneer is de kans groot op een bedcomplicatie?
A
Als iemand niet de juiste medicatie krijgt
B
Als iemand slecht slaapt
C
Als iemand langere tijd op bed moet blijven liggen
D
Als iemand incontinent is
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wanneer is de kans groot op een bedcomplicatie?
A
Als iemand niet de juiste medicatie krijgt
B
Als iemand slecht slaapt
C
Als iemand langere tijd op bed moet blijven liggen
D
Als iemand incontinent is

Slide 1 - Quiz

Noem 4 bed complicaties

Slide 2 - Open question

Waar kan je een dekenboog voor gebruiken?
A
Tegen de kou
B
Voorkomen van trombose
C
Voorkomen van spitsvoeten
D
Betere nachtrust

Slide 3 - Quiz

Noem 3 hulpmiddelen voor bij de toiletgang

Slide 4 - Open question

Wanneer kan iemand overloopdiarree krijgen?
A
Bij een darmbacterie
B
Bij obstipatie
C
Bij een voedselallergie
D
Bij verkeerd medicijngebruik

Slide 5 - Quiz

Wat kan een gevolg zijn van het hard persen bij obstipatie?
A
Aambeien
B
Darmafsluiting
C
Overloopdiarree
D
Aandrang stopt

Slide 6 - Quiz

Ruud heeft een spastische verlamming waardoor hij zelf zijn gebit niet kan verzorgen. Hij draagt een gebitsprothese. Welke bewering over de mondzorg bij Ruud is juist?
A
Je doet zijn prothese 's nachts in een droog bakje.
B
Je gebruikt bruistabletten voor het schoonmaken van de prothese en laat het daarin staan
C
Je reinigt zijn prothese met tandpasta waar fluoride in zit.
D
Je reinigt zijn prothese twee keer per dag.

Slide 7 - Quiz

Wat kan een risico zijn bij nat scheren?
A
Schilfers op de huid
B
Wondjes op de huid
C
Een minder glad resultaat
D
Eczeem

Slide 8 - Quiz

Wat geeft een gladder resultaat?
A
Nat scheren
B
Droog scheren

Slide 9 - Quiz

Het signaleren is een belangrijke preventieve maatregel bij decubitus
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Noem 3 signalen die op een ziekte kunnen wijzen.

Slide 11 - Open question

Waar let je op bij het wegen van een cliënt?
A
Meet op verschillende momenten
B
Gebruik verschillende weegschalen
C
Meet 2x per dag
D
Meet met dezelfde soort kleren aan

Slide 12 - Quiz

Wat meet je als je de pols van een cliënt opneemt?
A
Ademhaling
B
Bloeddruk
C
Hartslag
D
Ijzergehalte

Slide 13 - Quiz

Waar kan je een dekenboog voor gebruiken?
A
Tegen de kou
B
Voorkomen van trombose
C
Voorkomen van spitsvoeten
D
Betere nachtrust

Slide 14 - Quiz

Wat is trombose?
A
Bloedarmoede
B
Te dun bloed hebben
C
Bloedpropjes in de aders
D
Een andere naam voor spataders

Slide 15 - Quiz


Welke cliënten hebben meer risico op trombose?
timer
0:15
A
Cliënten met nierproblemen.
B
Cliënten die niet mobiel zijn.
C
Cliënten die bloedverdunners slikken.
D
Cliënten met een verlaagde bloeddruk.

Slide 16 - Quiz