This lesson contains 10 slides, with text slides.
1 aan elkaar of los
2 koppelteken
3 trema
4 zinnen met meerdere persoonsvormen
5 woordvolgorde in samengestelde zinnen
6 samentrekking
uit leggen/uitleggen uit gelegd/uitgelegd
opruimen/op ruimen opgeruimd/op geruimd
na apen/naäpen na geaapt/nageaapt
kassa bon/kassabon
autoverkoper/ auto verkoper
schoonmaak doekje/ schoonmaakdoekje
Noord Holland/Noord-Holland
Zuid-Afrikaans/Zuid Afrikaans
er mee/ermee
daar door/ daardoor
hier mee/hiermee
drieduizend, achttien, drieëntwintigduizend
en
achteruit, tussendoor, bovenop