TopTaal A0-A1 3 augustus 2021

Wat gaan we vandaag doen?

- kennismaken met nieuwe cursisten
- woorden herhalen van thema  1 en 2
- de- en het-woorden
- thema 3
- een spel met de nieuwe woorden
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?

- kennismaken met nieuwe cursisten
- woorden herhalen van thema  1 en 2
- de- en het-woorden
- thema 3
- een spel met de nieuwe woorden

Slide 1 - Slide

We hebben vier nieuwe cursisten!!

De "oude" cursisten 
- Stel je voor in correct Nederlands.
- Wat vind je het moeilijkst van de Nederlandse taal?
- Vertel waarom je Nederlands leert.
De nieuwe cursisten
- Hoe heet je?
- Waar kom je vandaan?
- Hoe lang woon je al in Nederland?

Slide 2 - Slide

twee plus drie is ...................
A
vuif
B
feif
C
vijf
D
veif

Slide 3 - Quiz

Zal ik jullie vertellen ................... mijn vakantie?
A
op
B
over
C
door
D
van

Slide 4 - Quiz

Drie en ............ is negen
A
seven
B
zeven
C
sez
D
zes

Slide 5 - Quiz

Heb je kinderen? Ja, een zoon en een .....................
A
dochter
B
dogter
C
tochter
D
doogter

Slide 6 - Quiz

Wat is jouw ..................................?
A
telfoonnummer
B
telefoonnummer
C
telefoonummer
D
telefoonnumer

Slide 7 - Quiz

Kan je jouw naam ......................?
Ja, ik ..................... mijn naam op.
A
opschrijf, opschrijf
B
schrijven op, schrijv
C
opschrijven, schrijf
D
opschrijfen, schrijf

Slide 8 - Quiz

Conny is mijn ......................... en Franken is mijn ......................
A
voornaam, agternaam
B
foornaam, agternaam
C
voornaam, achternaam
D
volnaam, achternaam

Slide 9 - Quiz

Wie ...................... de boodschappen?
A
doen
B
maakt
C
maken
D
doet

Slide 10 - Quiz

Ik koop alleen groenten, .................... ik koop geen fruit.
A
omdat
B
dus
C
fijn
D
of

Slide 11 - Quiz

Een halve kilo is een ..................
A
gram
B
pond
C
liter
D
ons

Slide 12 - Quiz

Wat is dit?
(met lidwoord)

Slide 13 - Open question

het tegenovergestelde (the opposite) van de nacht is .....................

Slide 14 - Open question

De vrouw die in het huis naast jou woont is ......................

Slide 15 - Open question

Ga je vaak naar de bioscoop? Nee ik ga niet zo vaak. Ik ga ..................

Slide 16 - Open question

Het tegenovergestelde van vol is ........................

Slide 17 - Open question

In de ochtend is hetzelfde als ...........................

Slide 18 - Open question

Vandaag is het dinsdag, en morgen is het .....................

Slide 19 - Open question

Het weekend heeft twee dagen: ....................... en zondag.

Slide 20 - Open question

Een citroen is geen groente maar ....................

Slide 21 - Open question

De stad of het dorp waar je geboren bent heet jouw .................................

Slide 22 - Open question

Amsterdam is een ........................

Slide 23 - Open question

Dit is ......................

Slide 24 - Open question

Dit is een .....................

Slide 25 - Open question

-Nog even wat werkwoorden herhalen
-komen
- lezen
- luisteren
- schrijven 
- spreken
- wonen
- hebben
- leren
-vertellen over
- werken

Slide 26 - Slide

- mogen
- opschrijven
- zetten
- zitten
- spellen
- bellen
- invullen
- vragen
- zijn
- doen

Slide 27 - Slide

- begrijpen
- gaan
- vragen
- willen
- zeggen
- heten
- kennen
- denken
- kijken
- liggen
- weten





Slide 28 - Slide

Regelmatige werkwoorden

Ik        begrijp
jij        begrijpt
u         begrijpt
hij/zij  begrijpt

wij       begrijpen
jullie    begrijpen
zij         begrijpen

Slide 29 - Slide

lezen
Ik .................... een boek

Slide 30 - Open question

hebben
Jij ...................... een mooie jas.

Slide 31 - Open question

wonen
Darren ..................... in Londen.

Slide 32 - Open question

invullen
U ............... alleen uw naam en telefoonnummer in.

Slide 33 - Open question

Doen
Jullie ............... de boodschappen en ik kook vanavond

Slide 34 - Open question

hebben
Johan ............ een vlek op zijn t-shirt.

Slide 35 - Open question

spellen
Diana ................. de werkwoorden correct.

Slide 36 - Open question

gaan
..................... John en Muriel morgen naar school?

Slide 37 - Open question

spreken
Ik ........................ Arabisch, Engels en een beetje Nederlands.

Slide 38 - Open question

zijn
Zij ................ een goede dokter.

Slide 39 - Open question