E-mail schrijven

E-mail schrijven
donderdag 5 februari 2025   
welkom allemaal!  
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT1Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

E-mail schrijven
donderdag 5 februari 2025   
welkom allemaal!  

Slide 1 - Slide

De doelen voor vandaag:
Na de les van  vandaag:
  • Weten jullie waar en wanneer je een komma en andere leestekens gebruikt.
  • Weet je hoe je een e-mail schrijft.
  • Weet je hoe je een e-mail verstuurt

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Kort herhalen wat we vorige week hebben geleerd.
  • Bespreken hoe en waar je leestekens (komma, punt etc) gebruikt.
  • Deze regels gebruiken in een tekst.
  • e-mails schrijven
  • Een e-mail versturen.
  • Een leesopdracht.

Slide 3 - Slide

Herhaling vorige les
  • We hebben het gehad over een 'formele brief'.
  • Welke woorden hebben we ook al weer geleerd?
  • Welke volgorde houd je aan in een formele brief?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Nog even oefenen met Wordwall

Slide 6 - Slide

Interpunctie



  • Interpunctie is het gebruik van leestekens in je tekst, zoals een punt, komma en aanhalingstekens. Je gebruikt leestekens in je tekst, zodat hij makkelijker te lezen is.
Wa's da?!

Slide 7 - Slide

de punt ( . )
Een punt zet je aan het eind van een zin. Het vertelt je dat de zin klaar is.

vb: Ik hou van boeken.
       Jij komt uit Steenwijk.

Slide 8 - Slide

2. de komma ( , )
- Een komma gebruik je als je even wilt pauzeren in een zin, maar de zin is nog niet klaar, hij wordt er duidelijker door.
- Je zet een komma vaak voor een voegwoord of tussen twee werkwoorden.
vb: Ik hou van lezen, maar ik heb weinig tijd.
       Ik ga op de fiets, omdat dat beter is voor het milieu.
       Als ik thuis ben, trek ik mijn schoenen uit.

Slide 9 - Slide

3. het vraagteken ( ? )
Het vraagteken zet je aan het einde van een vraag. 
Het betekent dat je iets wilt weten.
vb: Waar is mijn tas?

Slide 10 - Slide

4. het uitroepteken ( ! )
Het uitroepteken gebruik je als je iets met veel gevoel zegt, of als iets belangrijk is.

vb: Hé, kijk uit!

Slide 11 - Slide

5. de apostrof ( ' )
De apostrof zet je als je een letter weglaat.

vb: Ik heb 't gezien.
        Ik wil ook zo'n fiets.
        's Ochtends eet ik yoghurt met fruit.

Slide 12 - Slide

6. de dubbele punt ( : )
De dubbele punt gebruik je voor een uitleg of lijstje. Het zegt "kijk, hier komt iets belangrijks."

vb: Dit zijn mijn favoriete kleuren: blauw, rood en groen.
       Zorg dat dit in je koffer zit als je op vakantie gaat:                                zonnebrandcreme, tandenborstel, deo, schoon ondergoed,          enz.

Slide 13 - Slide

7. De Hoofdletter 
( hoort er officieel niet bij)

- Elke nieuwe zin begint met een grote letter, zodat je weet waar een zin begint.
- Namen van mensen, steden, landen en dingen die speciaal  zijn, beginnen altijd met een grote letter.

Slide 14 - Slide

Zet nu de leestekens in de tekst die je daarnet hebt gekregen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

een e-mail schrijven
  • aan (= hetzelfde als 'geadresseerde')
  • cc en bcc
  • onderwerp (= hetzelfde als 'betreft')
  • inleiding
  • kern
  • afsluiting 
  • een bijlage mee sturen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

we gaan de opdrachten op de stencils doen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

De doelen voor vandaag:
Na de les van  vandaag:
  • Weten jullie waar en wanneer je een komma gebruikt.
  • Weet je hoe je een e-mail schrijft.
  • Weet je hoe je een e-mail verstuurt

Slide 21 - Slide

hebben we de doelen gehaald?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide