Een komma gebruik je als je even wilt pauzeren in een zin, maar de zin is nog niet klaar. Het helpt de zin duidelijker te maken.
Je zet een komma vaak voor een voegwoord of tussen twee werkwoorden.
vb: Ik hou van lezen, maar ik heb weinig tijd.
Ik ga op de fiets, omdat dat beter is voor het milieu.
Als ik thuis ben, trek ik mijn schoenen uit.