v4 - vr070325

1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Grammaire 
  • Au travail
  • Corriger
  • Les devoirs

But: je kunt 3 interviewvragen bedenken die je aan jouw favoriete ster zou willen vragen 

Slide 2 - Slide

Faire = doen/maken
présent
p.c.
imparfait
futur
je
fais
'ai fait
faisais
ferai
tu
fais
as fait
faisais
feras
il/elle/on
fait
a fait
faisait
fera
nous
faisons
avons fait
faisions
ferons
vous
faites
avez fait
faisiez
ferez
ils/elles
font
ont fait
faisaient
feront

Slide 3 - Slide

Interroger

Slide 4 - Slide

Grammaire - vragend voornaamwoord

Slide 5 - Slide

Franse vragend voornaamwoorden

Slide 6 - Mind map

Franse vraagzin (3x)

Slide 7 - Mind map

Grammaire - vragend voornaamwoord
  • meestal vooraan in de zin
  • drie manieren:
  1.  ? (let op intonatie!)
  2. est-ce que (vooraan)  / est-ce qu'
  3. inversie (tu aimes -> aimes-tu?)

Slide 8 - Slide

Wie - qui 
  • onderwerp: Qui aime la musique pop?
  • lijdend voorwerp: Tu aimes qui?
  • met voorzetsel: A qui penses-tu?

Slide 9 - Slide

Welk(e) - quel(le)(s)
  • quel (mnl. ev.)
  • quelle (vrl. ev.)
  • quels (mnl. mv) 
  • quelles (vrl. mv)

Slide 10 - Slide

Wat + vorm van zijn
Na vorm van être vertaal je 'wat' altijd met een vorm van quel(le)(s)

Quelle est ta matière préférée? 
Quel est ton repas favori?

Slide 11 - Slide

'Wat' als onderwerp/LV of met voorzetsel
  • Onderwerp: qu'est-ce qui (Qu'est-ce qui se passe?)
  • LV: Qu'est-ce que tu n'aimes pas?
  • met VZ: Avec quoi tu nettoies ta chambre?

Slide 12 - Slide

Even oefenen..
ex. 24B en C
timer
10:00

Slide 13 - Slide

  • Tweetallen
  • Om de beurt stokje trekken
  • Bedenk een vraag met het vraagwoord
  • Ander geeft antwoord  
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Les devoirs
Mercredi le 12 mars

Apprendre: écouter
Faire: ex. 24 EFG (page 100)

Slide 15 - Slide