Les 3. Verlichting (paragraaf 2)


Verlichtingsdenken (2.2)
1 / 41
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Verlichtingsdenken (2.2)

Slide 1 - Slide

De Verlichting
vraag: 
Waarom kan een andere manier van denken leiden tot een revolutie?

Slide 2 - Slide

                                 Inleiding
In

Slide 3 - Slide

Opdracht
* Ga op het internet op zoek naar betrouware sites met 
   informatie over de Verlichting.
* Ga op zoek naar de basisfeiten... WIE, WAT, WAAR, WANNEER, 
   WAAROM, HOE?
* Maak hier een woordweb van. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Nabespreken
Verlichting is ...
  • WIE: intellectuele beweging 
  • WAT: een verandering van denkwijze, dat leidt tot een nieuw wereldbeeld
  • WAAR: in Europa. Beginnend in Engeland. 
  • WANNEER: 18e eeuw (begint overal op ander moment)
  • WAAROM: vloeit voort uit eerdere stromingen: wetenschappelijke    revolutie; empirisme; rationalisme
  • HOE: het uitgaan van feiten (rationalisme) en onderzoek / waarneming (empirisme). Verspreid door het gebruik van artikelen en boeken. 

Slide 7 - Slide

Verlichting is het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is. Onmondigheid is het onvermogen gebruik te maken van zijn verstand zonder leiding van een ander. Aan deze onmondigheid is men zelf schuldig wanneer de oorzaak ervan niet ligt in gebrek aan verstand maar ligt in het gebrek aan beslissing en moed het verstand te gebruiken zonder leiding van een ander. ‘Sapere aude!’: ‘Heb de moed te weten’ (d.i. gebruik te maken van uw eigen verstand), is derhalve het devies van de Verlichting’.”


Slide 8 - Slide

Opdracht
* Door de klas heen hangen posters met een thema's uit de 18de eeuw. 
* Loop langs de posters en lees de thema's. Bekijk er zoveel mogelijk maar wel met aandacht.
* Schrijf in je schrift hoe jij denkt dat een Verlichtingsdenker 
   over het thema zou denken
* 10 min. 
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Nabespreken

Slide 10 - Slide

1
Op 1 november 1755 is het Allerheiligen, een katholieke feestdag. Veel mensen zitten in de kerk als om 10 uur een zware aardbeving Lissabon treft. Huizen en kerken storten in, er breekt brand uit en er volgt een tsunami. Naar schatting sterven 30.000 mensen. Veel mensen zagen de ramp als straf van God voor hun zonden.

Slide 11 - Slide

2
In het Frankrijk van de 18de eeuw kende men een standenmaatschappij; de eerste stand (de geestelijken), de tweede stand (de adel) en de derde strand (de rest van de bevolking).
Men had niet de mogelijkheid om later in het leven in een volgende stand te komen. De hogere standen hadden alles voor het zeggen in het land, de simpele arbeiders of boer had helemaal geen privéleges. De derde stand moest bijvoorbeeld als enige belasting betalen, daarnaast moest ook nog eens 10% van het loon afgestaan worden aan de kerk. De normale arbeider of boer had normaal gesproken al een erg mager inkomen, door deze regels had de gemiddelde arbeider echter helemaal niets meer te eten.

Slide 12 - Slide

3
Absolute macht is niet natuurlijk. Het is duidelijk dat het absolute koningschap niet past binnen de wetten der natuur. Volgens deze wetten heeft iedereen bepaalde natuurrechten. Deze natuurrechten bepalen dat iedereen recht heeft op leven, vrijheid en bezit. De absolute macht van koningen vormt een bedreiging voor deze rechten.


Slide 13 - Slide

4
Émile leest zijn eerste boek.
Er is één boek dat het meest past bij mijn natuurlijke opvoeding. Robinson Crusoë zal het eerste boek zijn dat Émile leest en ook het enige tot hij vijftien jaar is. Hoe Robinson zich alleen en zonder hulp in leven weet te houden, is een verhaal dat op iedere leeftijd interesse wekt. Het boek zal voor Émile vermakelijk en leerzaam zijn. Hij zal constant in de weer zijn met zijn kasteel, geiten en zijn moestuin. Hij zal uit de praktijk leren wat iemand in zulke omstandigheden moet weten, niet uit boeken. Hij zal het gevoel hebben Robinsonzelf te zijn en zich verbeelden dat hij in dierenvellen rondloopt, met een grote hoed en sabel.

Slide 14 - Slide

5
In Rusland waren boeren niet in dienst van een heer, maar waren zijn bezit. Ze moesten voor hem werken en hadden bijna geen rechten. Ze mochten nooit verhuizen. Daarom werden zij ‘lijfeigenen’ genoemd. De heer had alle macht over hen. Hij mocht ze straffen en soms zelfs doodmaken. De lijfeigenen vormden 90 procent van de Russische bevolking.

Slide 15 - Slide

6
Schilderij van de salon van Madamme Geoffrin. Zij was een van de bekendste vrouwen in Parijs. Ze ontving in haar salon de belangrijkste kunstenaars, acteurs, wetenschappers en edellieden. Het schilderij zelf is echter een verzonnen compositie uit ca. 1814.

Slide 16 - Slide

7
De handelssuccessen van de WIC lijken paradoxaal: de slavenhandel was kennelijk niet succesvol genoeg en het lijkt dan voor de hand te liggen om over te gaan op andere “handelswaar”. De WIC deed dit echter niet; de Nederlandse slavenhandel bleef bijna twee eeuwen standhouden, tot uiteindelijk in 1818 ook in de Nederlanden de handel in slaven werd afgeschaft. Er moet dus een goede reden zijn geweest om deze verlieslijdende handel te continueren.

Slide 17 - Slide

8
Het tegelijkertijd zaaien van veldgewassen op rijen was een belangrijke vernieuwing in de landbouw in de eerste helft van de 19e eeuw, litho Jan Oomkens, 1827 

Slide 18 - Slide

9
“Op de volgende pagina's bied ik niets meer dan eenvoudige feiten, duidelijke argumenten en gezond verstand: en hebben geen andere bedoelingen dan om de lezer, dan dat hij zich van vooroordeel en voorzegging ontdoet. Hij moet zich door zijn rede en zijn gevoelens laten lijden bij het bepalen wat het ware karakter van een man is, zijn standpunten in de huidige tijd verruimen.”

Slide 19 - Slide

Maak de volgende opdrachten online.
Een aantal opdrachten staan in je werkboek (2,3,8,9,12 en 14) en kan je ipv in je boek online maken. De antwoorden worden gegeven als je de opdracht hebt gemaakt. 
Na de opdrachten uit je boek staan er nog 5 vragen online

vanaf scherm 35 staat er extra uitleg over paragraaf 2
Toepassing

Slide 20 - Slide

blz 35, 2a

Slide 21 - Open question

blz 35, 2b

Slide 22 - Open question

blz 35, 3a en 3b

Slide 23 - Open question

blz 36, opdracht 8a

Slide 24 - Open question

blz 36, vraag 8b

Slide 25 - Open question

vraag 8c

Slide 26 - Open question

vraag 9c

Slide 27 - Open question

vraag 12
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 28 - Quiz

blz 37, vraag 14

Slide 29 - Open question

Hoe noem je de situatie op het plaatje hiernaast?
A
Machtspiramide
B
Middeleeuwse bestuurorganisatie
C
Standensamenleving

Slide 30 - Quiz

De 1ste en 2e stand hadden welke rechten/plichten?
A
Weinig belasting betalen, Eigen rechtspraak
B
Veel belasting, hogere straffen
C
Herendiensten leveren,

Slide 31 - Quiz

Wat is de juiste combinatie?
A
Voltaire-volkssoevereiniteit
B
Locke- godsdienstvrijheid
C
Rousseau-trias politica
D
Montesquieu-trias politica

Slide 32 - Quiz

Wetgevende macht
Rechtsprekende macht
Uitvoerende macht

Maken regels en wetten.
Voeren de wetten en regels uit.
Straffen wanneer wetten en regels worden overtreden.

Slide 33 - Drag question

Hoe werden de ideeën van de Verlichting verspreid?

Slide 34 - Open question

uitleg
- Absolutisme en de standenmaatschappij waren een doorn in het oog van de derde stand. Ongelijke verdeling van macht en invloed.
- Maar dat was al eeuwen zo. En er was nooit iets aan gedaan.
Was het dan in 1780 zo veel erger?!?
- Misschien wel. Maar dat was niet het probleem…
->
Rond 1780 komt de Verlichting op. En dit zorgt voor een nieuwe situatie.  


Slide 35 - Slide

Gebruik je verstand!
  • Zoals men bij de wetenschappelijke revolutie zelf ging onderzoeken, zo ging men in de 18e eeuw over maatschappelijke dingen rationeel denken. (Rationeel = met je verstand)

  • Door zelf na denken i.p.v. aan te nemen wat de overheid of kerk zegt konden mensen bijgeloof overwinnen. Het is alsof de mensen voortaan alles veel helderder kunnen zien, daarom wordt deze periode ook wel de Verlichting genoemd

Slide 36 - Slide

Vrijheid en gelijkheid volgens de Verlichters
  • Alle mensen zijn gelijk en hebben de zelfde rechten; de natuurrechten.
  • Absolutisme is niet juist, macht moet worden gedeeld door de koning en het volk. 
  • Als de koning niet goed functineert moet hij weg; het 'social contract'. John Lock
  • De standenmaatschappij vonden zij dus niet goed.
  • Onderwijs voorkomt onwetenheid, bijgeloof en onverdraagzaamheid.
  • Volgens hen waren er mensenrechten zoals vrijheid die alle mensen moesten hebben.

Slide 37 - Slide

Montesquieu: Trias Politica

Slide 38 - Slide

Verspreiding van de Verlichting met behulp van brieven, boeken, encyclopedie en salons.

Slide 39 - Slide

Reactie van Franse koning
  • Niet blij!
  • Ideeen, boeken en pamfletten van de Verlichters werden verboden! -> Censuur
  • Toch ontstaat er een publieke opinie (=mening)

Slide 40 - Slide

Verschillende verlichte denkers
John Locke (17de eeuw!): Het volk heeft samen de macht, maar niet iedereen kan tegelijk regeren. Macht was daarom aan de koning gegeven.

Rosseau: Geen koning nodig. Alle macht ligt bij het volk.

Voltaire: (Verlicht) absoluut vorst is nodig om het domme volk te regeren.

Slide 41 - Slide