Grammatica herhaling zonder NG redekundig

Vandaag
 redekundig ontleden
laatste vragen schrijftoets

Na deze les 
- heb je de stof uit jaar 1 herhaald
- herken je lastige onderwerpen in een zin
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vandaag
 redekundig ontleden
laatste vragen schrijftoets

Na deze les 
- heb je de stof uit jaar 1 herhaald
- herken je lastige onderwerpen in een zin

Slide 1 - Slide

Twee soorten ontleden
Redekundig ontleden


Taalkundig ontleden

Slide 2 - Slide

Ontleedvolgorde
1. persoonsvorm onderstrepen
2. zin in zinsdelen hakken
3. Volgorde ontleden:
pv=
ow =
WG of NG =
Lv=
Mv=
Bwb=

Slide 3 - Slide

Ontleed de volgende zin

Volgens de commissaris zou de oplichter met de noorderzon vertrokken zijn.


Slide 4 - Slide

Onderwerp
De doener in de zin of degene die 'is'.


Door de regen loop ik naar huis.
Ik loop door de regen naar huis.
Ik ben jarig vandaag.
Vandaag ben ik jarig.

Slide 5 - Slide

Onderwerp en congruentie
Wat is dat ook alweer? Denk aan de relatie tussen onderwerp en persoonsvorm.

Slide 6 - Slide

Lastige onderwerpen
Het is mooi weer: loos onderwerp

Er zijn veertig mensen op het feest: plaatsonderwerp

Er stond een agent voor het consulaat/ Er stonden agenten voor het consulaat.
Er = plaatsonderwerp, een agent/agenten is 'getalsonderwerp'

Slide 7 - Slide

ontleedvolgorde
Onderstreep de persoonsvorm
Hak de zin in stukken.
En dan ontleden in de volgende volgorde:
1.pv (persoonsvorm)
2.ow (onderwerp)
3.wg of ng (werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde)
4.lv (lijdend voorwerp)
5.mv (meewerkend voorwerp)
6. bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Slide

lijdend voorwerp
wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Ik eet een appel. (Wat eet ik?). Eet = werkwoordelijk gezegde. Het lijdend voorwerp 'ondergaat' de handeling van het onderwerp.

Slide 9 - Slide

lijdend voorwerp
Heeft elke zin een lijdend voorwerp? Nee
Afhankelijk van het werkwoord.

Hij ontvangt..... iets 
Ik fiets....(iets? iemand? Nee, dat kan niet). 

Slide 10 - Slide

meewerkend voorwerp
aan/voor wie + gezegde + ow (+ lv)?

ow=onderwerp. 

Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven.
(Aan wie heeft hij een cadeau (=lv) gegeven? Aan Sanne.

Slide 11 - Slide

meewerkend voorwerp
Voorbeelden van werkwoorden die vaak een meewerkend voorwerp 'bij zich dragen':

aanbieden
overhandigen
antwoorden
laten zien

Slide 12 - Slide

bijwoordelijke bepaling (2.11)
- Geeft antwoorden op vragen als: wanneer, waar, waarmee, hoe, door wie, met wie, etc. 

Slide 13 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Niet altijd is de bijwoordelijke bepaling gemakkelijk te vinden door het stellen van vragen zoals: wanneer, waarom, waarmee etc. Belangrijk: de bijwoordelijke bepaling zegt iets over het gezegde.

Tip:
Houd de ontleedvolgorde aan, dan zie je vanzelf welke woorden overblijven. Dat is de bijwoordelijke bepaling. Later krijg je nog andere mogelijkheden die je kunt kiezen, maar in de zinnen die je nu krijgt aangeboden nog niet. 

Slide 14 - Slide

Maken 
Learnbeat: 
  13.2 A + B (begintoets en zinsdelen maken)
Kies daarna je eigen route:

1. 2.1 G en daarna H en I
2. Loop je vast? Extra herhalen jaar 1: 14.1 t/m 14.3
Extra instructie: voorin het lokaal

Slide 15 - Slide

Soorten werkwoorden
Learnbeat: 2.2 B opgave 11 t/m 15
2.2 H (extra oefening)

Slide 16 - Slide