Julie/heeft/tijdens de vakantie/haar mobiel/ op straat/laten vallen.
pv = heeft
ow= Julie
WG = heeft laten vallen
lv = haar mobiel
bwb = tijdens de vakantie, op straat
z.w.w. = vallen, h.w.w. = heeft, laten
Slide 5 - Slide
Vanwege een studiedag /zijn/ de leerlingen/ morgen/ vrij
pv = zijn
ow = de leerlingen
NG = zijn vrij
wd = zijn, nd = vrij
bwb = vanwege een studiedag, morgen
zijn = k.ww.
Slide 6 - Slide
Na het feest/ hebben/ wij/ haar/ naar huis / gebracht
pv = hebben
ow= wij
wg = hebben gebracht
lv = haar
bwb = na het feest, naar huis
z.w.w. = gebracht, h.w.w. = hebben
Slide 7 - Slide
Ik/ zal/ vandaag/ nog/ een maaltijd/ voor jou/ koken.
pv = zal
ow= ik
wg = zal koken
lv = een maaltijd
mv = voor jou
bwb = vandaag, nog
z.w.w. = koken, h.w.w. = zal
Slide 8 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Niet altijd is de bijwoordelijke bepaling gemakkelijk te vinden door het stellen van vragen zoals: wanneer, waarom, waarmee etc. Belangrijk: de bijwoordelijke bepaling zegt iets over het gezegde.
Ik /liep / gisteren / naar huis
Slide 9 - Slide
Ontleed de volgende zin
Volgens de commissaris zou de oplichter met de noorderzon vertrokken zijn.
Slide 10 - Slide
Onderwerp
De doener in de zin of degene die 'is'.
Door de regen loop ik naar huis.
Ik loop door de regen naar huis.
Ik ben jarig vandaag.
Vandaag ben ik jarig.
Slide 11 - Slide
lijdend voorwerp
wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Ik eet een appel. (Wat eet ik?). Eet = werkwoordelijk gezegde. Het lijdend voorwerp 'ondergaat' de handeling van het onderwerp.
Slide 12 - Slide
lijdend voorwerp
Heeft elke zin een lijdend voorwerp? Nee
Afhankelijk van het werkwoord.
Hij ontvangt..... iets
Ik fiets....(iets? iemand? Nee, dat kan niet).
Slide 13 - Slide
meewerkend voorwerp
aan/voor wie + gezegde + ow (+ lv)?
ow=onderwerp.
Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven.
(Aan wie heeft hij een cadeau (=lv) gegeven? Aan Sanne.
Slide 14 - Slide
meewerkend voorwerp
Voorbeelden van werkwoorden die vaak een meewerkend voorwerp 'bij zich dragen':
aanbieden
overhandigen
antwoorden
laten zien
Slide 15 - Slide
Aan het werk
Grammaticaboekje:
Begin aan opdrachten 7 t/m 11
Schrijf de uitwerkingen in je schrift, zodat je de ontleedvolgorde goed kunt aanhouden.
Slide 16 - Slide
Onderwerp en congruentie
Wat is dat ook alweer? Denk aan de relatie tussen onderwerp en persoonsvorm.