1: De rode auto staat in de straat.
2: De grappige man loopt op straat.
3: Het mooie meisje loopt op straat.
4: Ik loop door de lange straat.
5: De gouden ring ligt op straat.
6: De leuke jongen rent door de straat.
7: De mooie bloemen groeien niet in de straat.
8: De grote auto staat in de straat.
9: Het lieve kind loopt op de stoep.
10: Mooie auto's staan in de straat.