Nederlands 22/01

Nederlands 
Werkwoorden vervoegen 
in de tegenwoordige tijd
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands 
Werkwoorden vervoegen 
in de tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Nederlands 
Wat is vervoegen?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Nederlands 
Wat is vervoegen?
Werkwoord: Proeven
ik proef
jij proeft
wij proeven 

Slide 4 - Slide

Nederlands 
- Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen. 

Slide 5 - Slide

Vervoegen tegenwoordige tijd

Slide 6 - Slide

Koken

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Verbranden

Slide 9 - Slide

Worden

Slide 10 - Slide

Als je of jij achter het werkwoord staat, schrijf je alleen de stam van het werkwoord.
Voorbeeld:
  • Jij loopt naar huis.                            Loop jij naar huis?
  • Jij fietst naar school vandaag.   Vandaag fiets jij naar school?
  • Je houdt van taart.                           Houd je van taart?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Nederlands 
- Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen. 
Opdracht 6-8
blz. 113 - 116

Slide 13 - Slide

Thema eten en drinken 
Rosaria - Belangrijke woorden, woordenschat
Carmen - lezen tekstsoort
Yunnayya - woordenschat
Ramiro- vervoegen verledentijd
Joop - vervoegen verledentijd
Rick - woordenschat
Isa- woordenschat
Robin-belangrijke woorden in de praktijk
Boo- belangrijke woorden in de praktijk
Mike- woordenschat
Richantelly- belangrijke woorden in de praktijk
Adama- belangrijke woorden in de praktijk
Djeynoah- oefenblad
Djaylison-belangrijke woorden in de praktijk
















Slide 14 - Slide