Krachten herhaling

Leg uit wat een kracht is in een zin (niet een woord!)
1 / 35
next
Slide 1: Open question
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Leg uit wat een kracht is in een zin (niet een woord!)

Slide 1 - Open question

Auto versnelt vanuit stilstand. Welke wet van Newton is hier van toepassing?
A
Eerste: Fres = m * a = 0 omdat a = 0
B
Tweede: Fres = m * a
C
Derde: Factie = -Freactie

Slide 2 - Quiz

Een fietser fietst met een constante snelheid. Welke wet van Newton is hier van toepassing?
A
Eerste
B
Tweede
C
Derde

Slide 3 - Quiz

Je slaat uit frustratie op de muur. De muur wijkt niet. Welke wet van Newton breekt je hand?
A
Eerste
B
Tweede
C
Derde
D
Tweede en Derde

Slide 4 - Quiz

Skydiver heeft de terminale valsnelheid bereikt. Welke wet van Newton is hier van toepassing?
A
Eerste
B
Tweede
C
Derde

Slide 5 - Quiz

Waar gaat de bal het snelst en bepaal met de foto zijn snelheid

Slide 6 - Open question

Als je moet remmen heb je een reactietijd. Wat gebeurt er met je snelheid tijdens deze reactietijd?

Slide 7 - Open question

GUG rijdt in zijn barreltje met 36 km/h. Hij moet remmen voor een fietser die door het rood rijdt. De maximale remvertraging is 10 m/s^2. De fietser is op 12 meter afstand. Staat hij op tijd stil? GUG's reactietijd is 0,1 seconde.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Schrijf de correcte wet van Newton uit met de somkracht bij de volgende situatie: Een mensje hangt stil aan een bungeejumpveer

Slide 10 - Open question

De massa van het mensje is 1*10^2 kg. Hoe groot is de veerkracht?

Slide 11 - Open question

De veerkracht is dus 1 * 10^3 N. Hoe groot is de veerconstante als de uitrekking van het touw 10 meter is.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

In de grafiek zien we het snelheidsverloop van de bungeejumper. Wat is de gemiddelde snelheid in de eerste 4 seconde?
A
Niet te bepalen
B
Alleen te bepalen als je afgelegde afstand hebt
C
Simpel af te lezen vgem = 8 m/s
D
Aflezen begin en eindsnelheid van constant versnelde beweging (8-0)/2 = 4 m/s

Slide 14 - Quiz

Wat is de gemiddelde snelheid vanaf 4 seconde tot 10.
A
Niet te bepalen
B
Alleen te bepalen als je afgelegde afstand hebt
C
Aflezen begin en eindsnelheid van constant versnelde beweging (8-0)/2 = 4 m/s

Slide 15 - Quiz

Hoe bepaal je de afgelegde afstand van deze persoon met de grafiek?

Slide 16 - Open question

De bungeejumper legde in totaal 40 meter af. Bepaalt met de oppervlakte onder de grafiek. Hij sprong van 60 meter hoogte. Op welke hoogte is hij dan geëindigd?

Slide 17 - Open question

Bepaal de afgelegde afstand tussen
t = 4 s en t = 6 s

Slide 18 - Open question

De bungeejumper legde in totaal 40 meter af. Bepaalt met de oppervlakte onder de grafiek. Hij sprong van 60 meter hoogte. Op welke hoogte is hij dan geëindigd?

Slide 19 - Open question

Hoe bepaal je de versnelling op elk tijdstip met behulp van de grafiek?

Slide 20 - Open question

Wat is de versnelling tussen t = 4 s en t = 6 s?
A
Raaklijn tekenen geeft antwoord
B
Er is geen snelheidsverandering hier, dus versnelling is 0.

Slide 21 - Quiz

Is er kracht aanwezig tussen t = 4 s en t = 6 s?
A
Jazeker
B
Nee, want er is geen versnelling
C
Nee, want dat is gewoon niet zo

Slide 22 - Quiz

Is er een verschil tussen de gemiddelde versnelling en de raaklijn gedurende de eerste 4 seconde?
A
Ja
B
Nee, de snelheidsverandering is constant, te zien aan de rechte lijn
C
Ik ben helemaal klaar met deze domme grafiek

Slide 23 - Quiz

Is er een verschil tussen de gemiddelde versnelling en de raaklijn gedurende
t = 6 s en t = 10 s
A
Jazeker, een gemiddelde versnelling is een rechte lijn, maar hier looop de lijn krom.
B
Nee, de snelheidsverandering is constant, te zien aan de rechte lijn

Slide 24 - Quiz

Bepaal de gemiddelde versnelling gedurende de eerste 4 seconde

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Welke methode gebruiken we om een kracht te ontbinden in componenten?

Slide 27 - Open question

Bekijk de volgende twee uitspraken:
1 De normaalkracht op een voorwerp is altijd loodrecht op het ondersteunende oppervlak.

2 De normaalkracht op een voorwerp is altijd even groot als de zwaartekracht op het voorwerp.

A
Uitspraak 1 is juist.
B
Uitspraak 2 is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist.
D
Geen van beide uitspraken is juist.

Slide 28 - Quiz

Je trekt schuin omhoog aan een slee met een kracht van 300 N. Wat kun je zeggen over de kracht in de horizontale richting?
A
Deze is gelijk aan 300 N
B
Deze is kleiner dan 300 N
C
Deze is groter dan 300 N
D
Daar kun je niks over zeggen

Slide 29 - Quiz

Julian wil een kracht ontbinden in twee componenten. In welke tekening heeft hij de kracht op de juiste wijze in twee componenten ontbonden?
A
Tekening A
B
Tekening B
C
Tekening C
D
Tekening D

Slide 30 - Quiz

Waarom is het handig om de zwaartekracht te ontbinden in de componenten loodrecht en parallel aan het oppervlak?

Slide 31 - Open question

Neem over in je schrift en ontbind de krachten evenwijdig en loodrecht op de helling

Slide 32 - Open question

Op de auto van 800 kg werken twee krachten Fmotor van 300 N en Fwrijving van 150 N. Bereken de versnelling.

Slide 33 - Open question

Een motorrijder maakt een schuine bocht. In welke richting wijst de resultante kracht?
A
De motor verandert niet van richting. De resultante kracht wijst rechtdoor
B
De motor buigt naar rechts dus de resultante kracht is ook naar rechts
C
De motor verandert niet van richting. Er is geen resultante kracht
D
Geen idee

Slide 34 - Quiz

De resultante kracht wijst naar rechts waardoor de motor een bocht maakt. Welke kracht zorgt voor deze beweging? Hint: Denk aan een bocht maken op glad ijs
A
Wrijvingskracht
B
Zwaartekracht
C
Normaalkracht
D
Geen idee

Slide 35 - Quiz